De Benedictinessenprorij Hemelpoort te Werendijke, een kleine parochie aan de westkant van het eiland Walcheren, werd vóór 1249 door Graaf Willem II van Holland gesticht. Ondanks schenkingen van de kant van de graven van Holland bleek de priorij niet levensvatbaar te zijn. Zo wist de priorij slechts tot een oppervlakte van circa 25 hectare gronden te verwerven, wat bijzonder weinig was. In behoeftige omstandigheden verkerend, deed zij tenslotte een beroep op graaf Willem III van Holland om ondersteuning. Als oplossing werd het samenvoegen van de priorij met de Hof van Rijnsburg geopperd. Deze hof, die op 15 kilometer ten oosten van onderhavige priorij gelegen was, fungeerde als uithofcomplex ter exploitatie van de gronden die de zusters van de adellijke benedictinessenabdij Rijnsburg bij Leiden op Walcheren in de Onze Lieve Vrouwenpolder nabij Oostkapelle bezaten. Doordat deze zusters met voornoemde mogelijke oplossing niet instemden, liep dit op niets uit. Aannemelijk is dat de reden hiervan was, dat deze meest hoogadellijke zusters er weinig voor voelden hun gemeenschap uit te breiden met de zusters van de Werendijkse priorij, die behalve dat zij van lage afkomst waren, nauwelijks iets aan geld en goederen zouden inbrengen. Daarop verklaarde Jacob van Zuden, commandeur van het St. Catharina's convent in Utrecht, zich bereid de zusters in de Johannnieter Orde op te nemen, hun bezit met het zijne te Kerkwerve samen te voegen en hen naar Kerkwerve over te brengen. In een in 1317 door Graaf Willem III uitgevaardigde oorkonde werd een en ander nader uitgewerkt. Daarin werd ook de belofte opgenomen dat de zusters nimmer door broeders vervangen zouden worden. Een en ander heeft ertoe geleid dat bedoelde priorij in ieder geval vóór 1330 in het Johannieter klooster Kerkwerve is opgegaan