Algemene overste van 1919 tot 1925. Al zestig jaar oud als zij tot algemeen overste gekozen wordt, is ze in de congregatie bekend als een milde en hartelijke vrouw. Onder haar bestuur werd in 1924 in de congregatie het onderscheid tussen lekenzusters en koorzusters opgeheven. Naast de bestaande vormen van onderwijs werd er ruimte gegeven aan verpleging. Dit laatste zeker ook met het oog op de missionering die in 1924 werd begonnen in Borneo, het huidige Kalimantan Barat. Haar zorg daarbij was te voorkomen dat al dat werk ten koste zou gaan van de religieuze geest en het geestelijk leven van haar zusters. Ze sprak zich hierover herhaaldelijk uit.