Bestandnaam:
kb_VW-Z063-038_afb001.jpg
Toelichting:
De kleding is ontstaan uit de klederdracht van de boerinnen in de tijd van mère Marie Joseph, stichteres van de congregatie. De onderkleding bestond uit een wollen (voor de novicen: katoenen) hemd (1) met korte mouwen, zowel voor winter als zomer. Een wijde katoenen onderbroek (2) met bandjes rond de taille en onderaan de pijpen. De twee bandjes aan de taille voor werden op de rug vastgebonden, de twee bandjes aan de achterzijde werden aan de voorzijde vastgebonden. De pijpen zijn tot onder de knieën. Met bandjes aan de uiteinden van de pijpen werden de wollen kousen (niet aanwezig) die tot aan de knieën kwamen vastgehouden. Een zwarte onderrok (3), in de winter van dikke baaien stof (niet aanwezig) en in de zomer van dunne zwarte stof. Om het middel werd een zakje (4) gebonden met daarin: rode zakdoek, zakmesje, rozenkransje en een bidboekje 'Suffragiën'. Dit boekje was het boekje met allerlei gebeden. Zelfs als de zuster bepaalde gebeden uit haar hoofd kende moest ze het boekje bij de hand hebben en openen om er uit mee te bidden. Het zakje kon eventueel ook andere voorwerpen herbergen, zoals een schaar, draad en speldenkussen. Om de hals werd een witte halsdoek (5) gedragen met daarop een wit bloesje (6) met aangeknoopte zwarte mouwen die onder de mouwen van het habijt uit kwamen. Oorspronkelijk zaten in het habijt dubbele mouwen, die na verloop van tijd vervangen werden door een wit bloesje.
Deelcollectie:
Franciscanessen van Mariadal
Lengte in cm:
100 (1, 2); 90 (3); 39,5 (4); 95 (5); 45 (6)
Dit bestand is niet beschikbaar voor downloaden.