Achtzijdige suikerstrooier, enigszins concaaf schuinoplopende voet met profielranden. Vierzijdig lichaam met afgeschuinde hoeken en geprofileerde rand. Concaaf konische hals, na profielrand overgaande in opstaand gedeelte met filetranden. Hoog, overvallend, ajour deksel, bekroond met geprofileerde knop. Op de bovenzijde van de hals en op de rand van het deksel een kruisvormig teken ter aanduiding van de juiste plaatsing van het deksel. Mosterdpot identiek aan de suikerstrooier met uitzondering van het deksel. Dit is scharnierend en heeft een kleine, inschietende rand; niet geperforeerd, maar gegraveerd naar voorbeeld van de perforaties van de suikerstrooier. Geknikt, s-voluutvormig oor met een gestileerd bladmotief aan de bovenzijde ervan. Schelpvormige duimgreep. Binnenpot