In 1476 liet gravin Maria van Loon, echtgenoot van graaf Jan IV van Nassau, die nog maar kort overleden was, een akte opmaken. Hierin legde ze haar wens vast een klooster te stichten voor 25 reguliere kanunnikessen die zouden leven volgens de regel van Sint Augustinus. Uitdrukkelijk werd daarbij bepaald, dat de zusters van dit klooster onder slot moesten leven en na intrede het ommuurde kloosterterrein niet meer mochten verlaten. Voorts schonk zij het hof Woestenberg gelegen bij het dorp Bavel ten zuiden van Breda. Daar moest voornoemd klooster, waarvan in de akte was opgenomen dat het Vredenberg zou heten, worden gevestigd. Drie jaar later, in 1479, bleken deze plannen echter te zijn gewijzigd. Maria van Loon en haar zoon Engelbrecht hadden de bisschop verzocht het klooster te mogen verplaatsen naar Boeimeer, tegenwoordig een woonwijk gelegen ten zuidwesten van Breda, even buiten het stadscentrum. De reden hiervan zou zijn, dat het terrein van de Woestenberg bij Bavel voor het bouwen van een klooster niet geschikt was. De bisschop stemde met deze verplaatsing in. Op het terrein in Boeimeer, dat verkregen werd uit een schenking van magister Cornelis Beys en zijn echtgenote, verrees in 1484 daadwerkelijk het klooster met kapel. Aan het klooster, dat van de regulieren van de Vlaamse priorij Onze Lieve Vrouw Ten Troon uit Grobbendonk zielzorg ontving, was een ziekenzaal verbonden. Ongeveer vijftig jaar later beschikte het eveneens over een armenhuis, waar zeven of acht oude personen werden verzorgd. In 1565 werd besloten tot een fusie met het klooster Sion, alias Mishagen, te Ekeren, waarvan de zusters in 1567 naar Vredenberg verhuisden. Toen in 1577 de troepen van Willem van Oranje Breda belegerden, werd Vredenberg geplunderd en in as gelegd. De zusters namen de wijk naar de stad Breda waar zij zich in een pand aan de Sint Janstraat vestigden, vanwaar zij in 1610 naar Lier verhuisden. Daar hadden zij in 1609 een huis gekocht, waar zij tot de Franse revolutie bleven