Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Dordrecht
zzOUD Databestand kloosters in Nederland
beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Dordrecht
Datering:
1442 - 1580
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Plaatsnaam:
Dordrecht
Provincie:
Zuid-Holland
Parochie:
Dordrecht, Onze Lieve Vrouw
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1442
Opheffing/laatste vermelding:
1580
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
In 1442 is er in Dordrecht voor het eerst sprake van cellebroeders. Zij hadden toen een huis in de Nieuwstraat. Een jaar later stelden de Haarlemse cellebroeders een huis in de Suikerstraat, dat zij in dat jaar van de regulieren van Eemstein in bezit kregen, aan de aldus in Dordrecht ontstane cellebroedersgemeenschap als termijnhuis ter beschikking. In de loop der tijd wist dit convent een steeds zelfstandigere positie te verwerven en onttrok zich zo allengs aan de bemoeienis van de Haarlemse broeders. In 1463 ging het convent met toestemming van de bisschop over op de regel van Augustinus. Het klooster en overige bezittingen werden toen kerkelijke goederen en vielen niet meer onder het wereldlijk recht. Ook konden ze voortaan zelf bepalen wie zij wel of niet in hun convent opnamen. Ook mocht de rector bepalen wie als biechtvader met de zielzorg in het klooster belast werd. In 1469 verleende de bisschop de broeders voorts het recht om in hun eigen, waarschijnlijk pas in 1506 gereed gekomen kapel over een vast altaar te beschikken, in plaats van het in 1449 gewijde draagbare altaar. De cellebroeders, die zich met name toelegden op het begraven van overleden pestslachtoffers, kregen de beschikking over een eigen, in 1568 gewijde kerkhof. De inkomsten, die ze met het hier begraven van overledenen konden genereren, leidde tot een conflict met het kapittel van de Grote Kerk, dat die inkomsten dan zou derven. Dit conflict mondde in 1572 uit in overeenkomst tussen beide partijen, waarin onder meer bepaald werd dat de cellebroerders op hun eigen kerkhof alleen de eigen broeders mochten begraven. Nadat de broeders in 1582 naar het pesthuisterrein waren verhuisd, werd enkele jaren later hun klooster door de stad tot dolhuis bestemd, waar krankzinnigen gehuisvest werden. Ook na de Reformatie werden de stedelijke functionarissen, die toen de begrafenissen verzorgden, cellebroeders genoemd. Ze waren echter geen lid van een religieuze orde en legden ook geen geloften af
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 60; J. van Herwaarden, D. de Boer, F. van Kam en G. Verhoeven, “Geschiedenis van Dordrecht: Geschiedenis van Dordrecht tot 1572” (Hilversum 1996), p. 347/348; S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30 (1998), p. 69/70/80/86/89/90; L. Noordegraaf en G. Valk, “De gave Gods. De pest in Holland vanaf de late middeleeuwen” (Amsterdam 1996), p. 197; W. Frijhoff, H. Nusteling, M. Spies, "Geschiedenis van Dordrecht van 1572 tot 1813" (Hilversum 1998), p. 62
Gebruikte websites:
Website Dordrecht Monumenteel van Stichting Illustre Dordracum, http://www.dordrechtmonumenteel.nl/qr/120/ (19-11-2016); Website Archieven Portaal Europa, https://www.archivesportaleurope.net/ead-display/-/ead/pl/aicode/NL-DdtRAD/type/fa/id/23 (20-11-2016); Website Regionaal Archief Dordrecht, http://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/archief/ (21-11-2016)
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-006
VU Kloosterlijst nummer:
D45