Zoeken in collecties

Kerkhistorisch tijdschrift van en voor het bisdom ’s-Hertogenbosch, waarin artikelen en bronnenpublicaties werden gepubliceerd. Het blad beoogt om bronnen uit te geven, en zal daarnaast ook gaarne plaats inruimen voor “bewerkte artikelen, mededeelingen enz., mits zij in verband staan tot de kerkelijke geschiedenis van het bisdom van ’s-Hertogenbosch, zoover zich zijn gebied thans uitstrekt of vroeger uitstrekte, of de geschiedenis van dat gebied, vóórdat het in 1559 tot een zelfstandig bisdom werd verheven”.

De uitgave bevat een lijst van scholen per diocees, in Nederland en de gekoloniseerde gebiedsdelen. Per school wordt gegeven: de namen van de hoofden, totaal aantal leerkrachten, leervakken en leerlingen. Daarnaast biedt het informatie over verengingen op onderwijsterrein.

Missietijdschrift dat aanvankelijk vooral aandacht schenkt aan de missies in de (voormalige) koloniale gebieden (Oost- en West-Indië) en na de soevereiniteitsoverdracht vooral aan Indonesië. Het kijkt terug op de missie tijdens de Japanse bezetting en volgt de periode na de bevrijding en de kerkelijke ontwikkeling in het onafhankelijk geworden Indonesië. In de latere jaargangen neemt de aandacht voor missiegebieden buiten de voormalige Nederlandse koloniën toe en bevat het blad steeds meer artikelen van meer algemene aard, over godsdienst en internationale steun, zending en inplanting van de kerk, het christendom en de islam. Het blad bevat ook jaarverslagen van de katholieke kerk in de verschillende missiegebieden en de uit de voorganger overgenomen rubriek ‘uit de missiën’ (reeds in het oktobernummer van 1946 herdoopt tot ‘Personalia’ en opgeheven m.i.v. 1953) met benoemingen, overlijdensberichten en vermelding van priesters, paters, broeders, zusters en leken die in de missie werkzaam zijn.

Orgaan van de Indische Missie-Vereeniging, gewijd aan de missies in de Nederlandse koloniën en aan missieactie in het algemeen. Door middel van het tijdschrift hoopt de Indische Missie-Vereeniging in heel katholiek Nederland leden te werven, bekendheid te geven aan de noden in Oost- en West-Indië, giften en bijdragen te verzamelen en in iedere parochie steun voor het missiewerk te genereren. In het blad komen hoofdzakelijk de werkzaamheden van de missionarissen ter sprake, waarbij ook volop aandacht wordt gevraagd voor de inspanningen van de Indische Missie-Vereeniging inzake de handhaving van de rechten van de missionarissen en de bemiddeling voor dit doel bij de Nederlandse regering. Daarnaast bevat het tijdschrift een ledenlijst van het hoofdbestuur van de Indische Missie-Vereeniging, een lijst van ingekomen giften, een rubriek ‘Uit de Missiën’ met missienieuws en een maandstaat van priesters, fraters, broeders en zusters die naar de missie zijn vertrokken of zijn gerepatrieerd, stukken over de geschiedenis van de verschillende missieposten, beschouwende artikelen over missie en zending of over koloniale staatkunde. Volgens het eerste nummer is het blad niet alleen als missietijdschrift bedoeld, maar ook als een algemener blad met allerhande informatie over Oost- en West-Indië: over het land, zijn volk en cultuur, politieke, sociale en ethische kwesties.

Missietijdschrift dat geheel is gewijd aan de missie in Nederlands-Indië. Als orgaan van de Indische Missie-Vereeniging wil het tijdschrift de band tussen het hoofdbestuur en de leden aanhalen. Daarnaast wil het de belangstelling voor en de steun aan het missiewerk bevorderen onder niet-leden. Het contactblad bevat artikelen van godsdienstige aard, maar ook onderwerpen van politieke en sociale aard met betrekking tot Oost- en West-Indië komen ter sprake. Veel aandacht wordt ook besteed aan het Sint Melania-werk, een afdeling van de Indische Missie-Vereeniging met als doel de katholieke vorming van de ‘inlandsche’ vrouw. Behalve artikelen, mededelingen en nieuwsberichten bevat het tijdschrift brieven, voordrachten, overlijdensberichten en andere personalia, lijsten van ingekomen giften en van de bestuursleden van de Indische Missie-Vereeniging in de verschillende bisdommen in Nederland, overzichten van andere verenigingen en tijdschriften die verband houden met missiewerk, een rubriek voor vragen en antwoorden.

De Frontlijn verschijnt aanvankelijk als ‘dochterblad’ van het Familieblad, met als doel katholieke idealen verspreiden onder "onkerkelijke gezinnen". In het blad wordt aandacht besteed aan zaken van geloof, kerk en moraal. Aan het begin van de jaren 1960 presenteert het zich als een ‘open’ blad, waarin alle kwesties die in die jaren spelen, kritisch aan de orde worden gesteld. Gedurende de latere jaren bestaat er een nauwe relatie met de actiegroep Wereldkerk.

Blad van de Aartsbroederschap der Heilige Familie, geredigeerd door de paters redemptoristen, gericht op katholieke gezinnen. Het blad bevat artikelen van godsdienstige aard, over huwelijk, huisgezin en opvoeding, actuele vraagstukken en vaste rubrieken, zoals een vragenrubriek en verslagen uit eigen kring. Naast het Familieblad bestond het Directeurenblad van de H. Familie, een tijdschrift voor priesters en theologanten ter bevordering van de bloei van de H. Familie, waarin vooral preekstof was opgenomen. Toen in oktober 1961 het Directeurenblad werd opgeheven, kreeg het Familieblad een gevarieerder inhoud. Het blad moest in 1969 de uitgave staken, omdat het door verlies aan abonnees niet langer exploitabel was.

Gezinsblad dat uitleg geeft van het zondagsevangelie en van geloofswaarheden. Het bevat stichtelijke, historische en amusante verhalen; kerkelijk en missienieuws; later ook wereldlijk nieuws uit binnen en buitenland. Het tijdschrift was een initiatief van enkele priesters van het bisdom Roermond. Doordat het St. Josephsblad zich richtte op de aartsbroederschappen van de H. Familie was het een concurrent van de Heilige Familie. Het blad bevatte verhandelingen over algemene en kerkelijke geschiedenis en een staatkundige rubriek ‘Van week tot week’.

In 1947 startte de beweging Goede Geest Gemeenschap in leger en luchtmacht. Doel van de beweging was het bevorderen van een christelijke geest in de kazerne en het bestrijden van lusteloosheid en onverschilligheid. Ook vanaf 1947 verscheen het tijdschrift met dezelfde naam, roepnaam: G3. Het blad was kritisch, niet alleen tegenover de militaire cultuur maar ook tegenover de kerk en het werd een podium voor vernieuwde theologie. Aanvankelijk vooral gevuld met artikelen over de traditionele moraal inzake seksualiteit, huwelijk en gezin, ontwikkelde het tijdschrift zich tot een kritisch opinieblad met diverse onderwerpen, vooral inzake de nieuwe moraal, artikelen rond oorlog en vrede, maar ook kunst en cultuur. Het blad was in eerste instantie bedoeld voor militairen, maar werd in veel bredere kring gelezen. Aalmoezenier P.C. Groenendijk was 15 jaar hoofdredacteur. Redactieleden waren Fons Jansen, Frans Josso, Ben Bos, Henk Michielsen en Hylke Tromp. In de latere jaargangen neemt de aandacht voor katholieke onderwerpen af. In 1967 had het 28.000 abonnees van wie een derde burger. In 1968 ontstaat er een conflict tussen de redactie en het stichtingsbestuur, onder andere naar aanleiding van kritische uitlatingen over toestanden binnen het leger en de geestelijke verzorging, het atoomvraagstuk, de Vietnam-oorlog, en een kritisch artikel over de Koninklijke Militaire Academie. In 1969 verbreekt het Militair Vicariaat alle banden met G3. Er waren toen nog 14.000 abonnees. Ondanks verzoeningspogingen bleek deze breuk met de kerkelijke en militaire leiding definitief. Het blad werd overeind gehouden door een groep ‘Kritische Aalmoezeniers', de Vereniging van Dienstplichtig Militairen VVDM, het Interkerkelijk Vredesberaad IKV en Pax Christi. Uiteindelijk werd het in 1971 voortgezet als Trans-aktie, dat vooral vraagstukken van oorlog en vrede behandelde.

Missiologisch tijdschrift, voortzetting van het Missiewerk.