Zoeken in collecties

Bevatten aanwijzingen voor kerkgangers. Gebruikt in de kloosterkerk van Wittem. Het bordje (1) met de tekst "Eerbied voor Godshuis. Men wordt verzocht niet te spuwen in de kerk of andere onreinigheden uit te werpen" hing bij de ingang van de kerk. Het bordje (2) met de tekst "Vriendelijk verzoek niet binnen te gaan, als de andere kant nog niet vrij is." hing bij de biechtstoel. Dit laatste verzoek is geschreven op de achterzijde van een herinneringsprentje ter ere van het tweede eeuwfeest van de congregatie van de redemptoristen in 1932. Afgebeeld op het prentje staan de H. Maria en een aantal bekende redemptoristen.

Houten schot op een onderstel, met in de bovenste helft ajour siersnijwerk als halfdoorzichtige afscheiding tussen priester en biechteling, zoals dat ook in vaste biechtstoelen aanwezig is. Aan de kant voor de biechteling een knielbankje en halverwege een kort blad om met de ellebogen op te leunen. Aan de priesterzijde eveneens een klein leunblad en aan de onderzijde uitstekende poten

Een schort van witte katoen, zonder mouwen, om over het habijt te dragen.

De speld met de tekst "Santa Elisabet Medan. Rumah Sakit"werd door de zusters in Medan gedragen.

Het kruisbeeld hoort bij de twee portretten van mère Dominique en mère Birgitte van Dijk (VW-Z057-003 en 004).

Door de Franciscanessen van St. Lucia ook wel 'rits' genoemd. Een kralensnoer waarvan de kraaltjes te verschuiven zijn. De zusters in het noviciaat droegen dit bij zich om verstervingen te tellen. Verstervingen zijn pogingen die gedaan worden om uit liefde tot God of uit solidariteit met de armen zich de aardse genoegens te ontzeggen. Bij iedere versterving werd een kraaltje verschoven. Aan het einde van de dag kon het aantal verstervingen geteld worden. De verstervingenteller werd bewaard in een zwart zak die om het middel werd gedragen. In die zak zaten ook een zakdoek, een speldenkussentje, een rozenkrans en het voornemenboekje.

Onder andere van Paul Ginhac sj, de zalige M.M. Alacoque, Guy de Fontgalland, de H. Jérome, de pastoor van Ars en de H. Pierre de Tarentaise.

De verzameling omvat o.a. een Camilluskruisje, een Godspenning, het Tauteken en medailles met afbeeldingen van St. Benedictus, H. Franciscus, H. Gerardus Majella, H. Jozef, H. Maria, H. Theresia van het kindje Jezus, verschillende pausen.

De relieken hebben toebehoord aan een zuster van de congregatie Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen). Relieken van: Clara Fey, Petrus Donders (2x), Teresa van Lisieux, Gemma Galani, Titus Brandsma, Clara van Assisië (2x) en de H. Cecilia.

De relieken worden bewaard in gesloten verzegelde ronde metalen doosjes. Op de achterzijde is meestal een zescijferig nummer geschreven. Deze nummers zijn terug te vinden in het bijbehorend register. Voor dit 'register van relieken' is een Ryam-dagagenda van 1956 gebruikt. Voor iedere dag van het jaar is een pagina beschikbaar voor een korte levensschets van de heilige van de betreffende dag. Bij elke dag is het nummer van het reliek van de heilige vermeld. Een rondschrijven uit 1953 van moeder overste, zuster Louisa Niclaes, geeft richtlijnen over het bewaren van de relieken. Deze mogen nooit eigenmachtig worden schoongemaakt, want dat zou verbreking van het zegel betekenen. De zusters moeten de relieken kunnen zien en vereren, het liefst in een waardig kastje aan de muur van de kapel. Op de feestdag van een heilige wordt zijn of haar reliek in het bidkoor uitgesteld in een houder, omgeven door bloemen en kaarsen. Het bijbehorend register en het rondschrijven van zuster Louisa Niclaes worden bewaard in het archief van de Franciscanessen van Oirschot: respectievelijk AR-069, inv.nr. 3084 en inv. nr. 3087. De verzameling bevat ook zes grotere reliekhouders. De relieken behoorden tot verschillende kloosters: het merendeel (45 stuks) behoorde tot het klooster Nazareth in Gemert; een tiental tot het klooster in Bemmel en een viertal tot het klooster in Oisterwijk. Daarnaast enkele metalen achterzijden voor de doosjes.

Verzoek van Wilhelmus J.F. Bos aan de paus om de Apostolische Zegen bij gelegenheid van zijn 90e verjaardag

Een verzoek aan de Heilige Vader om aflaat voor moeder overste en zusters van de congregatie indien zij in het stervensuur niet meer in staat zijn te biechten of te communiceren.

Een verzoek aan de Heilige Vader om aflaat indien de zusters van de congregatie in het stervensuur niet meer in staat zijn te biechten of te communiceren.

Gebruikt voor de omslag van het boek van H. van Rooyen, Theodorus de Celles, Cuijk 1936

Ambrosius (c. 339-397) was bisschop van Milaan. Daarom wordt hij afgebeeld met staf en mijter. Hij legde de grondslag voor de nauwe verbinding van kerk en staat in de middeleeuwen, maar kwam ook op voor de zelfstandigheid van de kerk. Daarvoor bestreed hij in felle woorden de keizer, waarom hij ook wordt afgebeeld met een geselroede in de hand. Ambrosius was een gevierd predikant en hij werkte zijn preekteksten uit tot boeken over exegese, dogmatiek, ethiek en ascese. Hij schreef ook hymnen, vrije Latijnse gezangen, die hij als eerste invoerde in de liturgie. Ambrosius zit naar rechts gewend en leest in een boek, dat hij in zijn linkerhand houdt. In de rechterhand een karwats. Rechts vóór het boek een staf met bladvoluutvormige bekroning. Op de tafel rechtsachter een deels zichtbare mijter. Hij draagt een schoudermantel van zwaar goudbrokaat met gouden sluiting. Een rood mutsje op het hoofd

Augustinus (354-430) was bisschop van Hippo Regius in Noord-Afrika. Ook bij hem dus mijter en staf. Hij was een groot geleerde, die in woord en geschrift onvermoeibaar streed voor het ware geloof. Hij liet ook prachtige bijbelse preken na, een boek Belijdenissen over zijn jeugd en bekering, en een kloosterregel die nog altijd de kruisheren inspireert. Om zijn vele belangrijke geschriften wordt de kerkvader afgebeeld met een boek. Het kind met de lepel verwijst op een van de talrijke Augustinuslegenden. Het wilde de zee leegscheppen, en toen de bisschop zei dat dat niet kon, zei het kind dat het even onmogelijk was Gods geheimen te doorgronden. Augustinus zit aan tafel, een gesloten boek in de linkerhand. De rechterhand met opgeheven wijsvinger ondersteunt het hoofd. De blik gericht op de beschouwer. Een staf met bladvoluutvormige bekroning en een wit vaandel rust tegen zijn linkerschouder. Hij is gekleed in rose mantel met een sierrand van goudbrokaat en draagt een muts. Rechtsonder een naakt kind ten halve met een (pol)lepel in de rechterhand. Links een mijter

Paus Gregorius, zittend aan een tafel en lezend in een boek, dat ligt op een gesloten boek met klampen. De rechterarm rust op de tafel, de linkerhand ligt erop. In de rechterhand houdt hij een pausstaf. Hij draagt een rode schoudermantel met gouden ingeweven motieven. Rechts half zichtbaar een rijke, met edelstenen versierde tiara

Hieronymus, en profil naar links, schrijvend in een boek. Hij heeft een kale kruin en dun, wit haar en een lange baard. Op de tafel een staand kruisbeeld. Linksboven deels zichtbaar zijn kardinaalshoed met kwast. In de rechter benedenhoek een leeuwenkop

Kazuifel (vioolkist) (1), twee dalmatieken (2, 3), koorkap (4), drie stola's (5, 6, 7), drie manipels (8, 9, 10), bursa (11), kelkvelum (12). Rood fluweel met uitgespaarde, gele motieven in de vorm van symmetrische, florale ornamenten. Kazuifel: kolom en rugkruis van rode zijde, waarop geborduurd in veelkleurige, van donker naar licht gaande tinten een knoestige wijnstok met wingerd, waaraan passiebloemen ontspringen. Om de onderzijde van de stam slingeren zich banderollen met teksten in gotiserend schrift. Op de banderol van de kolom 'Dulce lignum dulcia ferens pondera". Rugkruis met identieke stammen in de vorm van een kruis, waarvan de dwarsbalk wordt vastgehouden door twee engelen. Op de tekstbanderol aan de onderzijde van het kruis "Arbor una nobilis". Dalmatiek 1: friezen identiek aan die van de kolom van het kazuifel. Op de twee kleine tekstbanderollen aan de voorzijde "Per sanctam crucem / liberati sumus", aan de rugzijde "Per lignum servi / facti sumus". Op de verbinding van de friezen , de H. Quiriacus, als bisschop, met staf, palmtak en kruis. Dalmatiek 2 is identiek aan dalmatiek 1, met uitzondering van de tekst op de banderollen. Aan de voorzijde "Accipe me et redde me / magistro meo Christo", aan de rugzijde "O bona crux / tamdiu desiderata". Op de rug de H. Andrea met het 'Andreas'kruis. Koorkap: schild van rode zijde waarop binnen een schildvormig contour een geborduurde voorstelling van de Kruisvinding: rechts de gekroonde keizerin Helena en bisschop Quiriacus met staf, toeziende op de opgegraven kruisen. Een van de drie wordt omhoog gehouden door de delver. Links een draagbaar waarop een vrouw zit, de benen omwikkeld, de handen opgericht. Zij refereert aan het wonder dat de kruizen verrichtten. Rechts van het gat drie nagels en de INRI-banderol. Aan de onderzijde van het schild een tekstbanderol "Salus fulget et vita apparet"

Kazuifel en dalmatieken: crèmekleurige damast met ingeweven vierpassen waarin vruchten met Franse lelie en bladmotieven rond een centrale vierpas met kruisvorm. Deze motieven zijn omgeven door wingerd met druiventrossen. Koorkap: crèmekleurige damast met ingeweven florale motieven met kruis in top en bladertakken. Kazuifel: kolom en rugkruis van effen crèmekleurige zijde, waarop geborduurde bladranken en bloemmotieven met leliekruisen in de kleuren rood, paarsrose en wit. Tekstbanderollen van gele zijde met teksten in rood. Op de kolom "spes nostra". Op het rugkruis "macula non est in te". In de viering een vlammende mandorla van goudgele stof waarop een geappliqueerde Maria Immaculata, staande op de slang met appel in de bek en pijlstaart. Kolom, rugkruis en kazuifel zelf omzoomd met band in de kleuren geel en rood waarin kruismotieven zijn verwerkt. Dalmatieken: aan voor- en rugzijde twee friezen, die met elkaar zijn verbonden door een dwarsbalk, identiek aan kolom en rugkruis van het kazuifel. Op elk fries een tekstbanderol: 1. respectievelijk "tu laetitia / Israel" (voorkant), "Tota pulchra / es Maria" (achterkant) 2. "honorificentia / populi nostri" (voorkant), "Tu gloria / Jerusalem" (achterkant). Ook aan de mouwen een dergelijk fries. Franje in de kleuren rood, geel en bruingroen. Koorkap: Schild van effen zijde met identiek borduurwerk. Centraal een vierpas met uitstekende punten, waarin geappliqueerd een heilige bisschop staande met zwaard, waarschijnlijk Quiriacus. Op de tekstbanderol "non recuso laborem". Schild omzoomd met band en afgezet met franje. Aan de voorzijde stroken van effen crèmekleurige zijde waarop identiek borduurwerk. Op elke strook een banderol, respectievelijk "scimus quidem desiderari te Christe", en "D[omi]ne si adhuc populo tuo sum necessarius". Schoudervelum: Centraal in een met bloemen omgeven vierpas van zilverdraad de figuur van Odilia, met in haar rechterhand het kruisvaan met roodwit kruis, in de linkerhand de palmtak en pijl

Kledingset bestaande uit koorkap, kazuifel en twee dalmatieken met daarbij behorende bursa, kelkvelum, stola's en manipels. De complete set is vervaardigd in het eigen atelier van de zuster te Venlo. Afbeelding op koormantel: O.L. Vrouw van de Rozenkrans; op kazuifel: het H. Hart van Jezus; op achterzijde dalmatieken: H. Dominicus en H. Catharina van Siëna; op voorzijde dalmatieken: Lam Gods en het woord 'veritas'. Afbeelding op kelkvelum, stola's en manipels: floraal versierde kruisjes.

Het vignet is geplakt in een kleigietsel. Het vignet bestaat uit het monogram van de ineengevlochten beginletters van de namen Jezus, Maria, Jozef, waarboven een kruis is afgebeeld.

Paramenten van crèmekleurig fluweel met geschoren, zich herhalende motieven van potten met bloemen in geaccoleerde contouren en bladertakken (naar Italiaans model uit XV). Hierop geborduurde en geappliqueerde voorstellingen. Kazuifel: Kolom met slanke zuil, omslingerd dor voluten, blad- en bloemwerk. Op ongeveer tweederde van onder een schild met het IHS-teken in gotisch schrift. Op de lengtebalk van het rugkruis het wapen van Mgr. Hollmann in accoladevormig cartouche: gedeeld schild, A Kruisherenkruis, B geopende burcht. Wapen gedekt met mijter (met Kruisherenkruis) en staf, waarboven een hoed met tweemaal zes kwasten. Aan de onderzijde een banderol met het devies "In cruce robur". In de viering van het rugkruis de staande, gekroonde koning Lodewijk met een kerkgebouw op de linkerhand, in de rechterhand een staf met een Franse lelie in top. Linksonder een zwaard en een wapenschild met Franse lelie. Op de dwarsbalk links Franciscus, ten halve, de gestigmatiseerde handen in orantehouding, rechts een heilige bisschop (Augustinus ?), ten halve, het spreekgebaar makend, in de linkerhand een staf en een deels zichtbaar zwaard. Dalmatieken: twee banen aan voor- en achterkant, op borsthoogte verbonden door een dwarsbalk. Hierop binnen een zespas respectievelijk de vier evangelisten, ten driekwart lijve, met hun symbool. Stola's met drie leliekruisen en sierrand; kwasten van gouddraad. Kelkvelum en bursa elk met gelijkarmig leliekruis van gouddraad en sierrand van goudband met rode draad. De beschrijving van de overige delen onder Opmerkingen