Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Voorwerpencollectie

Voorwerpencollectie

Als u op een afbeelding klikt, vind u meer informatie over het voorwerp. U kunt zoeken door: 

 

  • Het intypen van een woord in het zoekveld. U vindt dan resultaten als het woord letterlijk in de catalogus voorkomt.
  • Met behulp van de selectiefilters die onder het zoekveld staan (kloosterorganisatie, trefwoord).

 

 
 

Handig om te weten: als u beschrijvingen wilt zien in plaats van afbeeldingen, klik dan bij 'weergave' op: Tabelweergave. 

 

beacon
105  zoekresultaten
gesorteerd op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z045-038 Habijtpop met de kleding van de Dominicanessen van Mariadal
Toelichting:
De pop draagt het habijt van een geprofeste zuster.
Achtergronden:
Uit hoofdstuk 8 "Het habijt van de Orde; de kleding" van de constituties van de zusters uit 1930: "Het habijt van de Slotzusters is een witte tunie, omgord met een leren riem waaraan een gewijde rozenkrans bevestigd is; een wit scapulier, met witte hoofdbedekking en een zwarte sluier voor de geprofeste Koorzusters, en een witte sluier voor de novicen, en een mantel van zwarte kleur. Het habijt moet van wol zijn, overeenstemmen met de kloosterlijke armoede - vooral de mantel - en zonder plooien; en al wat maar zweemt naar ijdelheid en apartheid moet vermeden worden." Verderop staat vermeld dat de schoenen zwart moeten zijn.
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Dominicanessen van Mariadal
Materiaal/techniek:
Stoffen pop met geboetseerde handen en gezicht. Bewerkt met verf en haren. De pop heeft: stoffen kleding, een rozenkrans van steen en glazen kralen en een riem van leer. Metalen standaard
Lengte in cm:
29,5
Breedte in cm:
8,5-14
Opmerkingen:
Met standaard.
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ud0578 Habijt van een kruisheer
Toelichting:
Toog, sjerp, scapulier en schoudermantel
Datering:
1950-1975
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Terlanka [toog]; wol [scapulier en schoudermantel]
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ag1470 Habijt van een kruisheer
Toelichting:
Het habijt bestaat uit een witte mantel, een scapulier en een sjerp. De schoudermantel ontbreekt
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Wol, terlenka, vilt
Opmerkingen:
Tweede set aanwezig (habijt, scapulier, schoudermantel en sjerp)
Documentatie:
Literatuur: M. Beilmann-Schöner, Mieke M. van Zanten e.a., In Cruce Salus. 800 Jahre Klosterleben. Das Kulturerbe der Kreuzherren in Westeuropa, tentoonstellingscatalogus (D/NL), Bentlage 2010, p. 301
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ag1469 Habijt van een Kruisheer
Toelichting:
In 1248 erkende de elect-bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, in zijn brief aan de kruisbroeders dat zij een eigen ordekleed mochten dragen. De bisschop schreef dat "[...] de kruisbroeders dienaren van het Kruis zijn vanwege de hoogachting voor de Gekruisigde, hetgeen in de naam van de Orde en in het lijdensteken op de kleding op waardige wijze tot uitdrukking is gebracht." In de eerste constituties van de orde, in hetzelfde jaar opgesteld, staat een summiere beschrijving van het habijt: "De broeders moeten een habijt (tunica) van ongeschoren wol, een grijs scapulier en een zwarte mantel (cappa) dragen. Op het scapulier moet op borsthoogte een kruis genaaid worden waarvan de opstaande balk van rode, de dwarsbalk van witte stof is." Op het schrijn waarin de botten van de heilige Odilia in 1292 van Keulen naar Hoei werden overgebracht, is de kleding van de kruisbroeders al weergegeven. Daar is ook meer duidelijk over het gedragen kruis: de armen zijn dan, zoals nu nog steeds, allevier even lang, verbreden zich tot punten en hebben een hol uiteinde. In de eeuwen die volgden veranderde het habijt enigszins, maar het kruis bleef altijd hetzelfde. Het scapulier werd zwart, de cingel van witte stof die de witte toog aanvankelijk opschortte werd in de 19e eeuw vervangen door een zwartetailleband met afhangende sjerp en de oude capuce werd een schoudermanteltje. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) dragen de meeste kruisheren burgerkleding, hoewel voor hoogtijdagen en belangrijke gelegenhedenhet habijt nog wordt aangetrokken
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Wol, terlenka, vilt
Documentatie:
Literatuur: M. Beilmann-Schöner, Mieke M. van Zanten e.a., In Cruce Salus. 800 Jahre Klosterleben. Das Kulturerbe der Kreuzherren in Westeuropa, tentoonstellingscatalogus (D/NL), Bentlage 2010, p. 301
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z052-031 Habijt van de Franciscanessen van Charitas, gedragen na 1958
Toelichting:
Op 8 december 1958 wordt een nieuw habijt aangenomen door de zusters. Dom Hans van der Laan o.s.b. (1904-1991) draagt zorg voor het ontwerp. De bef en de kap worden verruild voor een boordje en een muts met sluier. In 1968 wordt het dragen van het habijt door de congregatie afgeschaft. Zwart habijt (door de congregatie 'tuniek' genoemd) met twee plooien voor en twee achter. Op beide zijnaden van de tuniek zijn op taillehoogte twee lussen bevestigd voor het dragen van het koord. Op heuphoogte is in beide zijnaden een opening aangebracht die toegang geven tot de zakken op de onderrok. Aan de binnenzijde van habijt is bovenaan de beide plooien aan de voorzijde een lint bevestigd dat los naar beneden hangt. De linten kunnen in twee kleine lusjes aan de zoom van het habijt gestoken worden, om zo de rok korter te kunnen maken. Onder het habijt wordt een witte blouse met daarop een wit boordje gedragen. Voorts een zwarte onderrok en zwarte kousen. Het boordje en de onderrok worden met behulp van knopen aan de blouse bevestigd. Op het habijt wordt een zwart koord gedragen, waaraan de grote rozenkrans gehangen wordt. In plaats van de grote rozenkrans kan ook de 'kleine rozenkrans', een kruisje aan een leren koord, gedragen worden. Op het hoofd dragen de zusters een zwarte sluier met daaronder een wit mutsje. Er is een grote sluier en een kleinere werksluier aanwezig.
Datering:
1958-1968
Deelcollectie:
Franciscanessen van Charitas
Materiaal/techniek:
Zwarte stof (1, 4, 5, 6, 11, 12); wit katoen (2, 3, 7, 10); leren koord met notenhouten kralen, houten kruis met metalen corpus (8); leren koord met houten kruis (9)
Lengte in cm:
32 (3); 38 (2); 42 (9, incl. kruis); 63 (12); 75 (11); 84 (8, incl. kruis); 86 (4); 133 (1); 235-290 (6-7)
Hoogte in cm:
24 (10)
Documentatie:
Bakker, C.Th. en G. van Overbeke, "Zusters in de zorg. Een geschiedenis van de Franciscanessen van Charitas" (Zutphen 2014), p. 271-277
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z052-029 Habijt van de Franciscanessen van Charitas gedragen tot 1958
Toelichting:
Zwart habijt gedragen door geprofeste zusters van de Congregatie van de Franciscanessen van Charitas. In de mouwen extra binnenmouwen. Bij het habijt hoort een zwart scapulier dat, door middel van een extra strook stof, lang of kort gedragen kon worden. Op de voorzijde van het scapulier is met zwarte draad een passiekruis geborduurd. Om het middel werd een wit koord gedragen met daaraan de grote rozenkrans. Het koord heeft, afgezien van de knoop om het koord vast te maken, drie knopen. Deze staan symbool voor de drie geloften die de zusters bij intrede in de congregatie aflegden. Tevens aanwezig is een identiek zwart koord. Op de borst, over het habijt, droegen de zusters een witte bef. Op het hoofd een witte muts met daarop een witte kap. Aan de kap werd de zwarte sluier vastgespeld. De zwarte onderrok die onder het habijt werd gedragen, is niet aanwezig.
Datering:
vóór 1958
Deelcollectie:
Franciscanessen van Charitas
Materiaal/techniek:
Zwarte stof met grijze stof gevoerd (1); zwarte stof (2,3); wit katoen (4); zwart katoen (5); bruin leren koord met daaraan ronde houten kralen, drie langwerpige houten kralen die tezamen een gelijk-armig kruis vormen en een houten kruis met metalen corpus (6); gesteven wit katoenen bef (7); wit katoenen muts (8); wit katoenen kap met versteviging (9); zwarte stof (10)
Lengte in cm:
130 (1); 125 (2,3); 145-160 (4,5); 60 (6, incl. corpus); 26 (7); 17-23 (8); 48 (9); 72 (10)
Breedte in cm:
40-43 (1); 34 (2,3); 31 (7); 11-13 (9); 110 (10)
Documentatie:
Bakker, C.Th. en G. van Overbeke, "Zusters in de zorg. Een geschiedenis van de Franciscanessen van Charitas" (Zutphen 2014), p. 271-277
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P012-030 Habijt van de Dominicanen
Toelichting:
De set bestaat uit: een crémekleurige habijt (1), scapulier (2) en een zwarte cape (3).
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Dominicanen
Materiaal/techniek:
Textiel [wol] genaaid
Lengte in cm:
160 (1); 135 (2); 135 (3)
Breedte in cm:
50-145 (1); 40 (2); 35-150 (3)
Opmerkingen:
Zie voor de hoofdbekleding en accessoires bij het habijt: VW-P012-033 en VW-P012-034.
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z031-005 Habijt van de Dochters van Maria Hulp
Toelichting:
Werd gedragen met een collaar (kraag).
Datering:
Ca. 1965
Deelcollectie:
Dochters van Maria Hulp/Zusters van Don Bosco
Materiaal/techniek:
Genaaid textiel
Lengte in cm:
108
Breedte in cm:
38-100
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z006-007 Habijt van de Augustinessen van Sint Monica
Toelichting:
Na ca. 1948 kwam er een scheiding in kleding binnen de congregatie. Door postulanten en oblaten werd het korte zwarte habijt gedragen, met daarop een riem en een paarse stopdas met speld. In de kapel kwam hier overheen een korte zwarte pellerine (schoudermanteltje) en een korte paarse sluier. De pellerine werd door de zusters ook wel 'apejasje' genoemd. Buitenshuis droegen de postulanten en oblaten een zwarte jas met hoed (en later een kapje met paars randje). Door de novicen en (tijdelijk) geprofeste zusters werd het lange zwarte habijt gedragen, met daarop een riem en een zwart sluiertje met een groen randje (het aanwezige exemplaar van de habijt is tot ca. 2000 gedragen (4)). Ook droegen ze een soort gekleurde halsdoek met daarover een geminimaliseerde zwarte capuche (korte gesloten schoudermantel met kap), maar dan zonder kap. Deze is later vervangen door een geminimaliseerde zwarte capuche (eveneens zonder kap) met gekleurde rand om de hals. Buitenshuis droegen de novicen en (tijdelijk) geprofeste zusters het korte zwarte habijt, een sluiertje en een zwarte jas. Vanaf ca. 1965/1970 droegen de zusters van 1 mei tot 1 oktober witte habijten, zowel in huis als in de kapel. Buitenshuis droegen ze hierop een lichte mantel en later korte lichte jasjes. Het witte habijt is door de jaren heen verschillende keren aangepast. Het eerste model was een simpel en recht habijt (7). Dit exemplaar is gelabeld "Marie-Jacques". Een van de witte habijten (9-11) heeft een ingenaaid label met de tekst "Zr. A. van Dijk, Monicahof Huize Witven". Een ander wit habijt (12-14) heeft een label "Nic". De losse capuche met paarse 'doek' heeft een ingenaaid label met "Helena"..
Datering:
ca. 1948-2009
Deelcollectie:
Augustinessen van Sint Monica
Materiaal/techniek:
Habijt, capuches, pellerine en riemen van zwarte en paarse wol; habijten, capuches en riemen van synthetische stof; katoenen pellerine en boordjes; metalen drukknoopjes, haakjes en rits; plastic knopen en riemgespen; elastieken band; leren riem
Lengte in cm:
101-118 (korte habijten); 144 (4); 21-32 (capuches); 118-200 (riemen); 67-69 (pellerines)
Breedte in cm:
37-108 (korte habijten); 38-145 (4); 39-42 (capuches); 3-4,5 (riemen); 15-128 (pellerines)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-B001-013 Habijt van de Alexianen
Toelichting:
Zwart habijt met witte boord, twee sluitknoopjes aan voorzijde boord, drie knopen en knoopsgaten aan de voorzijde van het habijt, twee lussen aan de voorzijde, twee steekzakken aan de zijkant van het habijt waarbij één steekzak voorzien is van een opening naar de binnenzijde, verder nog een binnenzak ter hoogte van de linkerborst aan de binnenzijde van het habijt. Over het habijt werd een zwarte scapulier (3,4) gedragen. Eén scapulier is voorzien van haakjes en oogjes op een van beide schouders (3). Zwarte wintermantel (2) met kraag, aan de voorzijde voorzien van drie knopen en knoopsgaten en een haakje en oogje. De eerste zes weken van het postulaat droegen de postulanten eigen kleding. De zesde week kregen ze een habijt zonder boord met een stoffen riem. Novicen droegen een habijt met witte boord en een leren riem. Geprofeste broeders droegen een habijt met witte boord, een leren riem en een scapulier.
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Broeders Alexianen
Materiaal/techniek:
Gevoerde stoffen habijt met metalen en plastic accessoires (1); vilten mantel met metalen en plastic accessoires (2); stof en metaal (3,4)
Lengte in cm:
148 (1); 107 (2); 140 (3); 139 (4)
Breedte in cm:
44,5-121 (1); 43-144 (2); 41-47 (3); 33,5 (4)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P024-013 Habijt oftewel gandoura
Toelichting:
De Witte Paters droegen een gandourah (kleed), burnous (mantel, met kap) en chéchia (fez), kortom: de kleding van Noord-Afrikaanse mannen, met daarop een rozenkrans als religieus onderscheidingsteken. De grote rozenkrans was te vergelijken met het kralensnoer van moslims. De katoenen kleding werd 's zomers en de wollen kleding werd 's winters gedragen.
Achtergronden:
De namen 'Witte Paters' en 'Witte Zusters' zijn afgeleid van de witte, op Arabische kleding lijkende habijten die de missionarissen dragen. Stichter mgr. Lavigerie stond er op dat de missionarissen zich de taal en de gewoontes van de Afrikanen eigen zouden maken, uit respect voor hun cultuur en geloofsovertuiging en als middel om contacten te kunnen leggen. Zijn instructies waren: "U spreekt hun taal – u eet zoals zij – u kleedt u zoals zij.".
Deelcollectie:
Missionarissen van Afrika
Materiaal/techniek:
Geruwde katoen (1); wol (2); wolmix(?) (3)
Lengte in cm:
136 (2); 148 (3); 150 (1)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-B017-010 Habijt en scapulier van de Broeders Penitenten
Toelichting:
Donkerbruin habijt. Het habijt is voorzien van twee borstzakken en twee steekzakken. Het habijt werd aan de voorzijde met twee haken en ogen gesloten. Daaronder zijn vijf knopen. Rond het middel werd een koord met drie knopen gehangen; daartoe zijn op het habijt twee ceintuurlusjes aanwezig. De drie knopen verwijzen naar de drie geloften. Aan de binnenzijde van het habijt is ter hoogte van de rechterborst een extra binnenzak genaaid. Over het habijt hing een donkerbruin scapulier, ter breedte van de schouders, bijna over de volle lengte van het habijt. Het scapulier was oorspronkelijk een overkleed om het habijt bij de arbeid te sparen. Het werd beschouwd als een teken van toewijding aan Maria. Het scapulier is op de schouder voorzien van drie haakjes en oogjes. Elke broeder had zijn eigen habijt en scapulier. Deze waren daartoe voorzien van een nummer (in dit geval nr. 65). In de beginperiode waren habijt en scapulier donkerder van kleur en werden gedragen met een wit kraagje. In 1849 werd scapulier en wit kraagje afgeschaft. In 1948 werd het scapulier opnieuw ingevoerd.
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Broeders Penitenten
Materiaal/techniek:
Stof met metalen en plastic onderdelen (1); stof met metalen onderdelen (2)
Lengte in cm:
144 (1); 127 (2)
Breedte in cm:
41,5-107 (1); 33-42 (2)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z006-002 Habijt en pellerine van de Augustinessen van Sint Monica
Toelichting:
Half lang zwart habijt. Gedragen met riem, paarse stropdas met daarop een speld. Buitenshuis werd hierop een pellerine (schoudermanteltje) en zwarte hoed gedragen. In de kapel werd een witte koormantel over het habijt gedragen en op het hoofd een paarse sluier. Een habijt met plooien aan de voorzijde (1), twee habijten zonder plooien aan de voorzijde, één zonder zakje op de linkerborst (2) en één met zakje op de linkerborst (3). Van de habijten zonder plooien zijn de uiteinden van de mouwen verstelbaar in lengte.
Datering:
[1934- ca. 1948]
Deelcollectie:
Augustinessen van Sint Monica
Materiaal/techniek:
Zwarte stof van wol(mix) met knopen van plastic en ijzer
Lengte in cm:
113-123 (1-3); 39 (4)
Breedte in cm:
39-98 (1-3); 96 (4)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z013-011 Habijt
Toelichting:
Bij de vernieuwing van de kleding in ca. 1965 werd de voorhoofdband (bandeau) afgeschaft en de collaar vervangen door een kraag. Habijt, scapulier en sluier bleven ongewijzigd.
Datering:
na 1965
Deelcollectie:
Benedictinessen van het H. Sacrament
Materiaal/techniek:
Genaaid textiel (wol)
Lengte in cm:
115
Breedte in cm:
47-112
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z013-012 Gordel van stof
Toelichting:
De stoffen gordel werd op den duur vervangen door een leren riem, omdat de stoffen gordel snel kapot ging. De zusters van priorij Fons Vitae hebben altijd een leren riem gedragen.
Datering:
na 1965
Deelcollectie:
Benedictinessen van het H. Sacrament
Materiaal/techniek:
Genaaid textiel (wol) met drukknoop
Lengte in cm:
125
Breedte in cm:
3,5
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-B009-001 Franciskanerkoordje
Toelichting:
Het koordje werd gedragen door de Broeders van de H. Franciscus van Koningslust tot aan hun samenvoeging in 1936 met de Broeders van de H. Joseph. Het diende om een scapulier, bestaande uit een strook stof die over het hoofd werd aangetrokken, en die rug en borst bedekte, op zijn plaats te houden. Het scapulier werd onder het habijt gedragen. In het koordje zijn aan één uiteinde drie knopen aangebracht. De knopen staan voor de drie geloften (armoede, gehoorzaamheid, zuiverheid) die kloosterlingen tijdens hun inkleding afleggen.
Achtergronden:
In een verhandeling over Koningslust staat beschreven dat pater Deerman ofm in 1854 rector wordt van Koningslust. Hij "richtte een vereeniging op van Derde-Ordelingen voor de bewoners van het rectoraat, en de broederschap van het H. Koordje van den H. Franciscus.".
Datering:
1910-1930
Deelcollectie:
Broeders van de H. Franciscus
Materiaal/techniek:
Gevlochten wit-kleurig touw
Lengte in cm:
125
Breedte in cm:
0,5
Documentatie:
M. Arts, "Koningslust" (1941), p. 45. Publicatie aanwezig in het archief van de Broeders van de H. Joseph (AR-B013) onder inventarisnummer 506 en 508
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P024-005 Fez
Toelichting:
De fez, of chéchia, was in het Ottomaanse Rijk een verplicht hoofddeksel voor de mannen. De fez werd ook chechia genoemd. De Witte Paters wilden in hun kleding overeenkomst vertonen met de locale bevolking en droegen daarom dit hoofddeksel als deel van hun habijt.
Deelcollectie:
Missionarissen van Afrika
Materiaal/techniek:
Rood geverfde wol
Lengte in cm:
22-29
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ag1556 Drie sjerpen en twee stoffen ceintuurs van een kruisherenhabijt
Toelichting:
De stoffen ceintuurs werden door broeders gedragen om hun toog
Datering:
ca 1950
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Gabardine
Lengte in cm:
Ca. 120
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z055-006 Donkerblauw werkschort voor in de tuin
Toelichting:
Gedragen door de Franciscanessen van de H. Elisabeth. De werkkleding voor in de tuin was donkerblauw, voor huishoudelijk werk lichtblauw en voor de verpleging wit.
Datering:
1900-1970
Deelcollectie:
Franciscanessen van de H. Elisabeth
Materiaal/techniek:
Donkerblauw katoen, met rood geborduurd schortnummer
Lengte in cm:
97
Breedte in cm:
120
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z013-006 Collaar voor op het habijt van de Benedictinessen van het H. Sacrament
Toelichting:
Van het habijt van de Benedictinessen van het H. Sacrament. Bij de vernieuwing van de kleding (ca. 1965) werd de collaar vervangen door een kraag die per priorij verschillend was. Dit in tegenstelling tot de rest van de kleding. Bij de vernieuwing van de kleding rond 1965 werden bandeau en collaar afgeschaft. Habijt, scapulier en sluier bleven ongewijzigd.
Datering:
1942- ca. 1965
Deelcollectie:
Benedictinessen van het H. Sacrament
Materiaal/techniek:
Genaaid katoen met biasband
Lengte in cm:
77
Hoogte in cm:
20
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P012-034 Capuches
Toelichting:
Korte schoudermantels met kap, een witte en een zwarte. De zwarte werd over de witte gedragen.
Deelcollectie:
Dominicanen
Materiaal/techniek:
Wol
Lengte in cm:
70 (1); 90 (2)
Breedte in cm:
90 (1); 100 (2)
Opmerkingen:
Zie voor de bovenkleding en accessoires van deze set: VW-P012-030 en VW-P012-033.
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-B001-014 Capuche
Toelichting:
Zwarte gesloten schoudermantel, rond van voren en uitlopend in een capuchon van achter.
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Broeders Alexianen
Materiaal/techniek:
Stof
Lengte in cm:
82
Breedte in cm:
80
Opmerkingen:
Afkomstig uit Leuven.
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-B017-009 Broeken voor onder het habijt
Toelichting:
Eén korte en één knielange zwarte met bruine broek. In de binnenband van beide broeken is met rood garen het cijfer 65 genaaid. De sluiting van de broeken bestaat uit een haakje en oogje en drie knopen.
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Broeders Penitenten
Materiaal/techniek:
Stof met elastieken band, metalen en plastic onderdelen
Lengte in cm:
55-80
Breedte in cm:
34-36
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z037-033 Borstkruisje van de Dominicanessen van het Allerheiligst Sacrament
Toelichting:
Gedragen door zuster Willibrorda van Nunen (1919-2013).
Deelcollectie:
Dominicanessen van het Allerheiligst Sacrament
Materiaal/techniek:
Zilver
Lengte in cm:
4
Breedte in cm:
4
Trefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z031-002 Borstkruis van de Dochters van Maria Hulp
Datering:
z.j.
Deelcollectie:
Dochters van Maria Hulp/Zusters van Don Bosco
Materiaal/techniek:
Metaal, steen
Breedte in cm:
5,5
Hoogte in cm:
11,5
Diepte in cm:
0,5
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden