Zoeken in collecties

In Spannum, thans een dorp, dat onder de tegenwoordige Friese gemeente Waadhoeke valt, was een uithof gelegen die tot het bezit behoorde van zowel abdij Mariëndal te Lidlum als de norbertinessenpriorij Sint Michielsberg te Monnikebajum, die met voornoemde abdij, totdat in het midden van de vijftiende eeuw tot een boedelscheiding gekomen werd, in vermogensrechtelijk opzicht één geheel vormde. In 1640 was deze uithof, die Munckehuis genoemd werd, in elk geval nog niet aan particulieren verkocht

Voor het stichten van het norbertinessenklooster Zoetendaal, dat ten westen van Serooskerke op Walcheren lag, stelde de Onze-Lieve-Vrouwe abdij in Middelburg grond beschikbaar. Naar dit klooster, dat een priorij was, werden de vrouwelijke leden van de Middelburgse abdij, die aanvankelijk een dubbelklooster moet zijn geweest, overgeplaatst. Wanneer dit is gebeurd, is niet bekend. Zoetendaal had veel te lijden van de beeldenstorm. In 1566 plunderde de Geuzen het klooster en staken het in brand. De zusters vonden onderdak in Leuven en Antwerpen, terwijl er enkele op Walcheren bleven. In 1579 werd overgegaan tot verkoop van wat er van de gebouwen en de goederen overgebleven was

In de kroniek van Emo, abt van het norbertijner klooster Bloemhof te Wittewierum, is er in 1204 al sprake van de parochie ‘Skeldensi’, waar Henricus, proost in De Marne, met hulp van zijn tante het klooster ‘Gracia Sanctae Mariae’ stichtte. Aanvankelijk was dit in Schildwolde gelegen klooster, dat een dochterklooster van abdij Mariagaard te Hallum was, een norbertijner dubbelklooster. Later werd het echter een klooster van uitsluitend norbertinessen. Tot het bezit van het klooster behoorden circa 530 hectare cultuurgrond en verder nog in zuidoost Groningen gelegen veenderijen. Hieraan werden in 1576 de bezittingen toegevoegd die het bij Hesel in Oost-Friesland gelegen norbertinessenklooster Barthe in Groningen had en waarvan enkele uit Groningen afkomstige zusters naar Schildwolde overgekomen waren. Na de Reductie van Groningen in 1594, die de feitelijke alteratie van stad en Ommelanden betekende, werd het klooster opgeheven en werden de gebouwen afgebroken

Zie onder mannenkloosters: ME-P033-063