Zoeken in collecties

Op het bord kon de provinciale overste van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen) en de huisoverste van het klooster beide aangeven waar ze op dat moment waren in huis.

Muts met geplooide band of roes en een klein kraagje in de nek. Werd in Nederland door de postulanten van de Zusters van de Voorzienigheid uit Tegelen gedragen tot 1948. De geplooide band vooraan de muts werd met enkele grove steken vastgezet op de muts zodat deze gemakkelijk los kon worden gehaald om te wassen. De muts is waarschijnlijk na 1880, toen de geprofeste zusters hun zwarte muts aflegden en de sluier gingen dragen, ingevoerd als postulantenmuts.

Witte streep met zwarte sluier. Werd in Nederland door de postulanten van de Zusters van de Voorzienigheid uit Tegelen gedragen vanaf 1948. De sluier werd met enkele grove steken op het kapje vastgezet zodat deze gemakkelijk los kon worden gehaald om te wassen. Het kapje sluit met behulp van een elastieken band achter op het hoofd.

Op de jurk werd een pelerine gedragen met daarop de gummiband. De band zorgde echter voor teveel slijtage aan de pelerine, waardoor men al snel overstapte op een stoffen kraagje. Postulanten droegen geen rozenkrans, novicen wel.

Op de poster de tekst 'Anderen verbondenheid samen' en 'Tua providentia Pater gubernat' [Uw voorzienigheid, Vader, leidt ons], de spreuk uit het wapen van de congregatie der Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen).

Op de poster de tekst: "Wij Zusters van de Godd. Voorzienigheid willen van uit de situatie waarin we nu zitten, op de uitkijk blijven staan om in navolging van Christus, Gods blijde boodschap te kunnen verkondigen en te getuigen van de hoop die in ons leeft".

De congregatie van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid werd op 3 november 1842 in St. Mauritz (Duitsland) gesticht door de Duitse priester Eduard Michelis.

De poppen zijn gemaakt door zuster Maria Antonia Peters bij gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de congregatie in 1992. Aanwezig zijn: professiezuster in kleding gedragen tot 1913 (1); professiezuster in kleding gedragen van 1913 tot en met 1956 (2); professiezuster in kleding gedragen van 1956 tot en met 1968 (3); professiezuster in kleding gedragen vanaf 1968 (4); novice in kleding gedragen tot 1956 (5); postulante in kleding gedragen tot en met 1948 (6); postulante in kleding gedragen vanaf 1948 (7). Hierbij zeven staanders.

In het archief van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen) is een kleinere ontwerptekening bewaard met een uitleg van de afbeeldingen op de ramen. In het middenraam voorstellingen van de Drieëenheid, in het linkerraam taferelen uit het leven van Christus, in het rechterraam taferelen uit de parabels van Christus. Het ontwerp voor de ramen is gemaakt door zuster Gotharde Geuer (1886-1981). De ramen zijn uiteindelijk vervaardigd door de Gebroeders Flos uit Tegelen.

De plaquette van keramiek werd in 1977 door de parochie van Sevenum aan de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid aangeboden bij hun vertrek uit Sevenum na het honderdjarig verblijf aldaar.

De nieuwe kapel in het Annaklooster van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid te Tegelen werd op zondag 21 januari 1990 in gebruik genomen. De officiële opening was op 8 maart 1990. In de 'Kroniek van de provincie' van 1990 wordt vermeld: "De nieuwe ramen in de kapel werden vóór Kerstmis geplaatst maar moesten er toch nog weer even uit omdat er iets niet klopte. Er waren open plekken waardoor huizen en bomen een storend effect hadden op het 'thema' van de ramen. Nu ze definitief hun plaats gevonden hebben, bieden ze gelegenheid tot meditatie vanuit de gedachte en het thema 'Licht, en het licht werd geboren'. De kunstenaar Dhr. P. Wiegersma heeft geprobeerd de grootheid van het zonnelied in de ramen te brengen en erin te vangen. Alles ontstaat vanuit de zon, de oerkracht, God." Bij het ontwerp voor de glas-op-glas-ramen een begeleidende brief van Pieter Wiegersma, bewaard in de originele enveloppe.

Gedragen onder het habijt. De oorspronkelijke rok was van een nog dikkere stof gemaakt.

In een brief uit 1938 aan een nieuwe postulant stuurt de novicenmeesteres een lijst mee van benodigdheden die de nieuwe postulant mag meenemen. Daaronder ook: '6 bonte nachtjaponnen, 6 witte nachtjaponnen, 6 witte nachtmutsen met smal kantje'. Bewaard zijn drie nachtmutsen, met ieder een ander soort kantje, die met behulp van twee linten onder de kin vastgezet kunnen worden. Tot 1956 was het normaal de haren af te scheren, daarom droegen de zusters een nachtmuts.

Na de bevrijding van Zuid-Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de Duitse leden van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid uit de kloosters van Bergharen en Lent in Kamp Vught geïnterneerd. Brood werd hun niet verstrekt, wel rantsoenen van tamelijk harde, maar zeer voedzame Engelse biscuits. Het lukte de zusters uit Lent pakjes met levensmiddelen naar Vught te sturen. Door deze extra levensmiddelen kon zuster Gotharda, de overste van het klooster in Bergharen, in de winter van 1944-1945 met enkele pakken (uitgespaarde) biscuits het werk betalen van een in Kamp Vught geïnterneerde Duitse man. Hij maakte met een zakmes uit de lege biscuitblikken deze stevige naaidoos. Op de bovenzijde zijn de letters "Zr. H." aangebracht. De naaidoos werd ten geschenke gegeven aan de zusters die in Bergharen thuis waren gebleven, zuster Henrico, zuster Farilda en zuster Walrada.

Stralenmonstrans in de vorm van een gestileerde brandende braamstruik. Ronde, licht gewelfde voet met de opgelegde tekst van bijbelvers Exodus 3,2: "Apparvitque ei dominus in flamma ignis de medio rubi et videbat quod rubus arderet et non combureretur" (Hem [= Mozes] verscheen de Heer in een vlammend vuur midden in een braambos. En hij zag op, en ofschoon het braambos in lichter laaie stond, werd het niet verteerd). De stam van de monstrans is omgeven door wortels, die uitlopen in vier takken, twee aan twee aan iedere zijde, in elkaar verstrengeld en brandend. Het vuur wordt gesuggereerd door rood emaille 'vlammetjes'. De in een mandorla gevormde takken met bessen en zes druppelvormige hangende decoraties worden bekroond met een edelsteentje met daarop een eenvoudig kruis. De stralen vanuit de ronde lunula (hostiehouder) zijn alternerend voor en achter de takkenkrans aangebracht en versierd met stenen in een zilverkleurige zetting. De monstrans was aan de communauteit van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen) in Arnhem (Huize De Raaphorst) geschonken door de dames Warren. In de monstrans lieten zij hun sieraden verwerken. Toen de zusters in 1947 Arnhem verlieten en naar Steyl kwamen, werd de monstrans geschonken aan het moederhuis in Steyl.

Missiekruisjes van de congregatie Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen). Het houten missiekruis (1) is bestemd voor de zusters in Indonesië; het zilveren kruisje aan ketting (2) is bestemd voor de zusters op Aruba in verband met het aldoor vochtige zeeklimaat aldaar. De uitreiking van het missiekruis vond in de kapel plaats. De uitreiking bij het allereerste vertrek naar Indonesië en Aruba werd het kruisje uitgereikt in de kapel te Steyl. De missionarissen die volgden ontvingen hun kruisje in de parochiekerk waar zij vandaan kwamen.

Schwester Maria Euthymia (burgerlijke naam Emma Üffing) was lid van de in 1808 in Duitsland gestichte congregatie 'Clemensschwestern' (officiële naam: Barmherzige Schwestern von der allerseligsten Jungfrau und schmerzhaften Mutter Maria). Zij werd in 2001 zalig verklaard. De ene zijde van de medaille toont een afbeelding van Schwester Maria Euthymia met haar geboorte- en sterfgegevens; de andere zijde toont een hart met zeven pijlen en het randschrift 'Ein Geist mir dir durch die brennende Liebe', citaat ontleend aan de 'Navolging van Christus' van Thomas à Kempis. "Menig zuster droeg deze medaille uit sympathie met de afgebeelde zuster en vond daarin troost".

Priester Arnold Janssen is de stichter van de Missionarissen van het Goddelijk Woord, van de Dienaressen van de Heilige Geest en van de Dienaressen van de Heilige Geest van de Altijddurende Aanbidding. Aan de ene zijde van de medaille het portret van Arnoldus Janssen met randschrift 'B. [=Beatus] Arnoldus Janssen'; aan de andere zijde een voorstelling van Christus met H. Hart en H. Geest in de vorm van een duif, met randschrift 'Veni Sancte Spirity - Et verbum caro factum est'. Arnoldus Janssen werd in 1975 zalig verklaar en in 2003 heilig.

Het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria werd op 8 december 1854 afgekondigd. De ene zijde van de medaille toont een afbeelding van Maria met de tekst "I-Cent-del Dogma dell'Immacolata Concez". Op de andere zijde een afbeelding van paus Pius XII, regerend paus bij het eeuwfeest in 1954, met de tekst "Pius XII - Pontifex Maximus".

In de levensboom zijn de verschillende provincies en regio's vermeld die vanaf de stichting van de congregatie in 1842 zijn gevormd. De levensboom werd door het congregatiebestuur aangeboden bij het 150-jarig bestaan van de congregatie.

Veertien kruiswegstaties getekend door zuster Gotharde Geuer, lid van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, Tegelen.

Gedragen door een Duitse zuster van de congregatie Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid (Tegelen). Op het kruisje de inscriptie "Vught 1944-1945". In Kamp Vught waren na de bevrijding van Zuid-Nederland de Duitse zusters van de congregatie uit de kloosters in Bergharen en Lent geïnterneerd.

Iedere zuster bad dagelijks de kruisweg door bij iedere kruiswegstaties in de kapel te knielen. Deze twee kruisbeelden (een grotere en een kleinere) waarop de kruiswegstaties staan afgebeeld, konden door zusters die het bed moesten houden worden gebruikt.