Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Archiefinventaris Paters van de HH. Harten Voorwerpencollectie

Voorwerpencollectie

Als u op een afbeelding klikt, vind u meer informatie over het voorwerp. U kunt zoeken door: 

 

  • Het intypen van een woord in het zoekveld. U vindt dan resultaten als het woord letterlijk in de catalogus voorkomt.
  • Met behulp van de selectiefilters die onder het zoekveld staan (kloosterorganisatie, trefwoord).

 

 
 

Handig om te weten: als u beschrijvingen wilt zien in plaats van afbeeldingen, klik dan bij 'weergave' op: Tabelweergave. 

 

beacon
105  zoekresultaten
gesorteerd op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ud0578 Habijt van een kruisheer
Toelichting:
Toog, sjerp, scapulier en schoudermantel
Datering:
1950-1975
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Terlanka [toog]; wol [scapulier en schoudermantel]
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ag1470 Habijt van een kruisheer
Toelichting:
Het habijt bestaat uit een witte mantel, een scapulier en een sjerp. De schoudermantel ontbreekt
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Wol, terlenka, vilt
Opmerkingen:
Tweede set aanwezig (habijt, scapulier, schoudermantel en sjerp)
Documentatie:
Literatuur: M. Beilmann-Schöner, Mieke M. van Zanten e.a., In Cruce Salus. 800 Jahre Klosterleben. Das Kulturerbe der Kreuzherren in Westeuropa, tentoonstellingscatalogus (D/NL), Bentlage 2010, p. 301
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ag1469 Habijt van een Kruisheer
Toelichting:
In 1248 erkende de elect-bisschop van Luik, Hendrik van Gelder, in zijn brief aan de kruisbroeders dat zij een eigen ordekleed mochten dragen. De bisschop schreef dat "[...] de kruisbroeders dienaren van het Kruis zijn vanwege de hoogachting voor de Gekruisigde, hetgeen in de naam van de Orde en in het lijdensteken op de kleding op waardige wijze tot uitdrukking is gebracht." In de eerste constituties van de orde, in hetzelfde jaar opgesteld, staat een summiere beschrijving van het habijt: "De broeders moeten een habijt (tunica) van ongeschoren wol, een grijs scapulier en een zwarte mantel (cappa) dragen. Op het scapulier moet op borsthoogte een kruis genaaid worden waarvan de opstaande balk van rode, de dwarsbalk van witte stof is." Op het schrijn waarin de botten van de heilige Odilia in 1292 van Keulen naar Hoei werden overgebracht, is de kleding van de kruisbroeders al weergegeven. Daar is ook meer duidelijk over het gedragen kruis: de armen zijn dan, zoals nu nog steeds, allevier even lang, verbreden zich tot punten en hebben een hol uiteinde. In de eeuwen die volgden veranderde het habijt enigszins, maar het kruis bleef altijd hetzelfde. Het scapulier werd zwart, de cingel van witte stof die de witte toog aanvankelijk opschortte werd in de 19e eeuw vervangen door een zwartetailleband met afhangende sjerp en de oude capuce werd een schoudermanteltje. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) dragen de meeste kruisheren burgerkleding, hoewel voor hoogtijdagen en belangrijke gelegenhedenhet habijt nog wordt aangetrokken
Deelcollectie:
Kruisheren
Materiaal/techniek:
Wol, terlenka, vilt
Documentatie:
Literatuur: M. Beilmann-Schöner, Mieke M. van Zanten e.a., In Cruce Salus. 800 Jahre Klosterleben. Das Kulturerbe der Kreuzherren in Westeuropa, tentoonstellingscatalogus (D/NL), Bentlage 2010, p. 301
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-Z052-031 Habijt van de Franciscanessen van Charitas, gedragen na 1958
Toelichting:
Op 8 december 1958 wordt een nieuw habijt aangenomen door de zusters. Dom Hans van der Laan o.s.b. (1904-1991) draagt zorg voor het ontwerp. De bef en de kap worden verruild voor een boordje en een muts met sluier. In 1968 wordt het dragen van het habijt door de congregatie afgeschaft. Zwart habijt (door de congregatie 'tuniek' genoemd) met twee plooien voor en twee achter. Op beide zijnaden van de tuniek zijn op taillehoogte twee lussen bevestigd voor het dragen van het koord. Op heuphoogte is in beide zijnaden een opening aangebracht die toegang geven tot de zakken op de onderrok. Aan de binnenzijde van habijt is bovenaan de beide plooien aan de voorzijde een lint bevestigd dat los naar beneden hangt. De linten kunnen in twee kleine lusjes aan de zoom van het habijt gestoken worden, om zo de rok korter te kunnen maken. Onder het habijt wordt een witte blouse met daarop een wit boordje gedragen. Voorts een zwarte onderrok en zwarte kousen. Het boordje en de onderrok worden met behulp van knopen aan de blouse bevestigd. Op het habijt wordt een zwart koord gedragen, waaraan de grote rozenkrans gehangen wordt. In plaats van de grote rozenkrans kan ook de 'kleine rozenkrans', een kruisje aan een leren koord, gedragen worden. Op het hoofd dragen de zusters een zwarte sluier met daaronder een wit mutsje. Er is een grote sluier en een kleinere werksluier aanwezig.
Datering:
1958-1968
Deelcollectie:
Franciscanessen van Charitas
Materiaal/techniek:
Zwarte stof (1, 4, 5, 6, 11, 12); wit katoen (2, 3, 7, 10); leren koord met notenhouten kralen, houten kruis met metalen corpus (8); leren koord met houten kruis (9)
Lengte in cm:
32 (3); 38 (2); 42 (9, incl. kruis); 63 (12); 75 (11); 84 (8, incl. kruis); 86 (4); 133 (1); 235-290 (6-7)
Hoogte in cm:
24 (10)
Documentatie:
Bakker, C.Th. en G. van Overbeke, "Zusters in de zorg. Een geschiedenis van de Franciscanessen van Charitas" (Zutphen 2014), p. 271-277
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden