Zoeken in collecties

Nicolaas III, heer van Putten, en zijn vrouw Aleid van Strijen stichtten in 1308 een aan de Onze Lieve Vrouwe Kerk te Geervliet verbonden kapittel, dat toen tien kanunniksprebenden omvatte. In 1346 stichtte Beatrijs, die haar vader Nicolaas III als vrouwe van Putten opvolgde, in voornoemde kerk vijf kapelanieën, die in 1376 door Zweder van Abcoude, heer van Gaasbeek, Putten en Strijen, in vijf kanunniksprebenden veranderd werden, zodat onderhavig kapittel vanaf toen vijftien prebenden telde. De Sint Felixvloed van 1530 berokkende zware schade aan het grondbezit van het kapittel. Het dijkherstel joeg het kapitel toen op hoge kosten, dat daardoor in een penibele financiele situatie kwam te verkeren. Dit nu was wellicht de reden, dat in 1536 ingegaan werd op het aanbod van de vroedschap van Rotterdam om het kapittel naar die stad over te brengen. Dit liep echter op niets uit. Toen na de herindeling van de bisdommen in 1559 het op te richten kathedraal-kapittel van het nieuwe bisdom Haarlem van een materiële basis moest worden voorzien, werden de goederen van het kapittel van Geervliet, naast die van het Regulierenklooster te Heiloo, daarvoor aangewezen. Hiertegen rees verzet van onder meer de magistraat van Geervliet. Mede door het beroep, dat toen gedaan werd op de in 1459 door Karel van Charolais -toen de officiële titel van Karel de Stoute- gedane belofte het Geervlietse kapittel nimmer naar elders te verplaatsen, is de overplaatsing van dit kapittel naar Haarlem niet doorgegaan. Dit was echter wel het geval in 1571. Nicolaas van Nieuwland, die toen bisschop van Haarlem was, wist gedaan te krijgen dat de Geervlietse kanunniken toen wel naar Haarlem overkwamen. Deze overplaatsing naar Haarlem van de Geervlietse kanunniken werd echter in een terzake door de magistraat van Geervliet en de baljuw van Putten aangespannen rechtzaak door het Hof van Holland in 1579 onwettig verklaard. Dit had overigens slechts nog voor met name het beheer van de kapittelgoederen gevolgen