Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Rotterdam
zzOUD Databestand kloosters in Nederland
beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Rotterdam
Datering:
1439 - 1572
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Plaatsnaam:
Rotterdam
Provincie:
Zuid-Holland
Parochie:
Rotterdam
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1439
Opheffing/laatste vermelding:
1572
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
Kort voor 1440 vestigden de cellebroeders zich in Rotterdam. Ze stonden toen nog niet onder pauselijke jurisdictie, maar onder de bisschop van Utrecht. Hun huis, waartoe ook een kapel behoorde, lag bij de toenmalige Broedersteeg aan de Delftsevaart. De broeders wijdden zich aan het verplegen van zieken, in het bijzonder pestlijders en krankzinnigen. Dit aanvankelijk bij de zieken thuis. Later werden de besmettelijke zieken geconcentreerd aan de rand van de stad of zelfs daar buiten. Vanaf toen vond de verpleging daar plaats. Ook het afleggen en begraven van overleden pestslachtoffers behoorden tot de taak van de broeders. Bij bul van paus Pius II kregen de broeders in 1459 toestemming geloften af te leggen en een kloosterregel aan te nemen. Hierop traden ze toe tot de regel van Sint Augustinus. Bij vestiging in Rotterdam telde de gemeenschap vier broeders. In latere jaren zal dit aantal nooit veel zijn overschreden. Ondanks de ook in financieel opzicht over het algemeen tegemoetkomende houding van het stadsbestuur, die met name toe te schrijven was aan het nut dat de broeders met hun weinig benijdenswaardige werk aan de stad bewezen, raakte het convent in verval. Een verzoek aan het stadbestuur voor opnieuw hulp werd afgewezen met als reden dat eerder gedoneerde gelden niet goed besteed waren en de tucht binnen het convent veel te wensen overliet. De kapel was in 1565 dusdanig vervallen dat deze aan de stad verkocht werd. Dit met de toezegging van stad, dat op de fundamenten van deze kerk een nieuwe kerk gebouwd zou worden. Deze toezegging werd evenwel niet meer gestand gedaan. Nog tot 1584 bleven de kloostergebouwen van de broeders intact. De cellebroeders bleven daarna toen nog tientallen jaren de slachtoffers verplegen van de hevige pestepidemieën, die Rotterdam aan het einde van de 16e eeuw teisterden. In 1588 was het kloostergbouw als woning van een schoolmeester in gebruik. In 1592 werd het officieel als Latijnse school in gebruik genomen
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 165; H. ten Boom, ‘Rotterdam aan de vooravond van de reformatie. Deel III: Kloosters in “Rotterdams Jaarboekje 1983”, p. 220/221; S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30 (1998), p. 76; H.C.M. Moquette, 'Pestepidemieën in Rotterdam' in “Rotterdams Jaarboekje 1925” (Rotterdam 1925), p. 12; Anne Leussink, ‘Cornelius Gheselius, druktemaker in Rotterdam. Een contraremonstrantse predikant in de Waalse en Nederduitse gemeenten in Rotterdam’ op website Faculteit der Geesteswetenschappen UvA, http://cf.hum.uva.nl/bookmaster/fransz/archivalia_gheselius.htm (29-11-2016)
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-017
VU Kloosterlijst nummer:
R34