Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Kloosterorganisatie: Zusters van de Associatie van Geestelij...

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Zusters van de Associatie van Geestelijke Dochters van de Bisweide
Orde of congregatie:
Zusters van de Associatie van Geestelijke Dochters van de Bisweide
Alternatieve namen:
Associatie van Geestelijke Dochters van de Bisweide
Stichtingsjaar:
1708 - 1859
Land van oorsprong:
Nederland
Plaats van oorsprong:
Grubbenvorst
Doelstelling:
Contemplatie; krankzinnigenzorg; geven van onderwijs
Geschiedenis:
De Associatie van Geestelijke Dochters van de Bisweide vond haar oorsprong toen in 1690 in Grubbenvorst enkele ongehuwde vrouwen vooral uit de naaste omgeving van Grubbenvorst het initiatief tot een aan God toegewijd leven namen. In 1708 werden ze in Grubbenvorst eigenaressen van een huis, dat Bisweide heette. Behalve met spinnen, hekelen en bleken van linnengoed voorzagen ze in hun onderhoud door het verplegen van krankzinnigen en het geven van onderwijs aan meisjes, waarvoor zij een pensionaat stichtten. De aldus samenlevende vrouwen werden gewoonlijk Marollen genoemd, hetgeen een verbastering is van Maricollen. Ze waren echter geen leden van de congregatie van de Maricollen. Waren ze dit wel, dan zouden ze als reguliere tertiarissen van de Derde Orde van de Karmel de regel van de H. Theresia van Avila hebben gevolgd. Dit was beslist niet het geval. De Associatie van Geestelijke Dochters van de Bisweide kende formeel geen gebondenheid aan een orde of congregatie, maar had haar eigen op contemplatie toegespitste kloosterregel, die in de in 1719 goedgekeurde constituties verankerd was. Zo legden haar leden geen verbindende geloften af. Wel maakten zij het vaste voornemen zich te onderwerpen aan de vrijwillige armoede, kuisheid en zuiverheid der zeden en gehoorzaamheid aan de overste en het geestelijk gezag . Voorts stond het hen geheel vrij om naar welgevallen en te allen tijde van het lidmaatschap van de Associatie af te zien. Aangezien zij, gelet op het vorenstaande, niet als religieuzen waren aan te merken en doordat zij zich met hun werk voor de maatschappij nuttig betoonden, liet het supprimatiedecreet, dat Napoleon in 1812 uitvaardigde, hen ongemoeid. Na 1850 nam het verplegen van krankzinnigen, de voornaamste activiteit, steeds verder af. Tevens liep het aantal intredingen terug. Besloten werd toen de Associatie op te heffen. Haar leden werden in de gelegenheid gesteld in te treden in het ursulinenklooster Jerusalem te Venray, hetgeen in 1859 zijn beslag vond
Gebruikte bronnen:
Monasticon Batavum, deel III, p. 51; A.J. Flament, ‘De Maricollen in België en hun klooster te Grubbenvorst’ in “De Maasgouw; Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde”, jrg 14, 1892 (9),nr. 9, 01-05-1892, p.34/35; A.J. Flament, vervolg en slot 'De Maricollen in België en hun klooster te Grubbenvorst’ in ”De Maasgouw; Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde”, jrg 14, 1892 (9), nr. 10, 15-05-1892, p. 38; J. Timmermans, "De heilige pastoor van Thildonck en zijn stichting in Nederland". Naar de Franse uitgave van P. Saintrain. (Venlo 1920), p.144-148; Th. J.F.A . van der Vijver, “De Bisweide: Klooster, Ursulinenpensionaat en Mavo in Grubbenvorst” (Grubbenvorst 1989), p.9/10/11/12/13/14/15/16/17/18/21/22/24/27/28/29/32/33/34/35/38/39/40/41; A. van Heijst, M. Derks en M. Monteiro, “Ex caritate: kloosterleven, apostolaat en haar geestelijk leidsman, de Nederlandse nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland inde 19e en 20 e eeuw” (Hilversum 2010), p.618; J. Eijt, “Religieuze vrouwen: bruid, moeder, zuster. Geschiedenis van twee Nederlandse zustercongregaties 1820-1940” (Hilversum 1995), p.90/91; J.P.A. van Vugt: Kloosters op schrift (tweede bewerkte uitgave, Nijmegen 2003), p. 105
ENK Monasticon nummer:
Z124