Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Amsterdam

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Amsterdam
Datering:
1415 - 1585
Orde of congregatie:
Tertiarissen
Naam van het klooster:
Margaretha
Patroonheilige:
Sint Margaretha
Plaatsnaam:
Amsterdam
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Amsterdam-Nicolaas
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1415
Opheffing/laatste vermelding:
1585
Type:
Klooster, v
Geschiedenis:
Het Sint Margarethaconvent in Amsterdam, dat ook wel het Margrietenklooster werd genoemd, lag tussen Nes, Enge Lombardsteeg, O.Z.Voorburgwal en St.-Pieterhalsteeg. Dit klooster, dat voor het eerst in 1415 in de bronnen genoemd werd, ontstond aan de Oudezijds Voorburgwal, enkele tientallen meters ten zuiden van de St.-Pieterskapel in een simpel woonhuis op een achtererf, dat de zusters huurden van Gerrit meester Willemsz. en zijn moeder Jutte. In de decennia daarna breidde het kloosterterrein zich allengs uit, totdat het zijn uiterste grenzen bereikte, die door de Vogelenzang in het zuiden en de St.-Pieterskapel in het noorden gevormd werden. Al bij de eerste vermelding in 1415 was het convent tot de derde orde van Sint Franciscus toegetreden en was het bij het Kapittel van Utrecht aangesloten. In 1415 werd begonnen met de bouw van de kapel, die in 1419 gewijd werd door de Utrechtse wijbisschop. Het was niet de eerste kapel van het convent. Die stond vermoedelijk aan de Voorburgwal en brandde waarschijnlijk af bij een van de stadsbranden in de 15e eeuw. Eveneens in 1419 verleende het Kapittel van Sint Marie op den Hof in Den Haag aan het convent een aantal privileges. Zo kregen de zusters het recht zelf een biechtvader te kiezen, op een eigen kerkhof begraven te worden en diensten te laten doen in een eigen kapel. Tevens werd toen de limiet van het aantal zusters op 75 gesteld, wat voor Amsterdamse begrippen erg hoog was. Bij bevestiging in 1493 van deze privileges werd dit aantal evenwel op 65 vastgesteld. Ook mocht het convent onderdak bieden aan zes of zeven proveniers. Toen bij de Alteratie in 1578 Amsterdam zich bij de Opstand aansloot, bleven de zusters, wier convent tenslotte in 1585 werd opgeheven, in het klooster wonen. Zij ontvingen van stadswege alimentatie. In 1582 besloot het stadsbestuur een aantal conventsgebouwen te verhuren. In 1584 werd het gehele complex echter verkocht. De kapel van het convent werd na de Alteratie als Vleeshal in gebruik genomen
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, Deel I, p. 30/31; Monasticon Batavum, Supplement, p. 20/21, Monasticon Batavum, Deel II, p. 19, Monasticon Trajectense, http://www2.let.vu.nl/oz/monasticon/detail.php?ID=021 (15-02-2017) ; T. Bakker: “Middeleeuwse kloosters, begijnenhof en gasthuizen in Amsterdam”, Website Theo Bakker’s Domein, http://www.theobakker.net/pdf/kloostersadam.pdf (11-02-2017), p. 16-18; B.R. de Melker, “Metamorfose van stad en devotie. Ontstaan en conjunctuur van kerkelijke, religieuze en charitatieve instellingen in Amsterdam in het licht van de stedelijke ontwikkeling, 1385 – 1435” (Universiteit van Amsterdam 2002), zie ook https://pure.uva.nl/ws/files/3413925/21633_UBA002000746_07.pdf (12-02-2017), p. 156/158/159/161; M. Schilder, ‘Het Agnietenklooster en andere Amsterdamse kloosters in de Middeleeuwen’ in “Amstelodamum”, 84 (1997), nr 1, p. 15
ENK Monasticon nummer:
ME-Z207-012
VU Kloosterlijst nummer:
A29