Zoeken in collecties

Het klooster Heilige Maagd Maria in Bethlehem te Zwolle, doorgaans klooster Bethlehem genoemd, werd in 1309 door kanunnik Bernardus van de Vollenho, deken van de kapittelkerk van Sint Lebuïnus te Deventer, in zijn woning in Zwolle gesticht. De broeders van dit klooster, dat aan het klooster Bethlehem te Doetinchem onderhorig was, waren reguliere kanunniken, die leefden volgens de regel van Sint Augustinus. In 1423 sloot het klooster zich aan bij het Kapittel van Neuss en ging met dit kapittel in 1430 op in het Kapittel van Windesheim, waarbij het zich al in 1396/1397 had willen aansluiten, hetgeen toen op niets uitliep. In 1566 vonden de regulieren van het klooster Bordesholm, gelegen in de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein, toen daar de reformatie werd ingevoerd en hun klooster geseculariseerd werd, in het Zwolse klooster onderdak. Eenzelfde lot als klooster Bordesholm trof later echter ook klooster Bethlehem, dat in 1580 opgeheven werd en waarvan de bezittingen aan de stad Zwolle vervielen. Behalve dat de opbrengst van die bezittingen ter bekostiging van de stadsschool werd aangewend, ontvingen de overgebleven broeders daaruit ook alimentatie. Het kloostercomplex werd gesloopt met uitzondering van de bij het klooster behorende kerk en een als Het Refter bekend staand bijgebouw, waar zich waarschijnlijk het refectorium, de eetzaal, van het klooster bevonden heeft. Zowel de kerk als Het Refter hebben thans een horecabestemming