Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Amsterdam

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Amsterdam
Datering:
1403 - 1578
Orde of congregatie:
Reguliere Kanunnikessen van de H. Augustinus (Windesheim)
Naam van het klooster:
Nieuwe Nonnen
Patroonheilige:
(Maria en) Sint Dionysius
Plaatsnaam:
Amsterdam
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Amsterdam-Nicolaas
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1403
Opheffing/laatste vermelding:
1578
Type:
Klooster, v
Geschiedenis:
Net buiten de stad, door de Oude Nonnenvaart van het Oude Nonnenklooster gescheiden, besloeg het Nieuwe Nonnenconvent te Amsterdam een terrein gelegen tussen het Rokin, de Grimburgwal en het verlengde van de Oudezijds Achterburgwal. Dit convent, dat in 1403 voor het eerst in de bronnen wordt vermeld, vond zijn oorsprong in een gemeenschap van religieuze vrouwen, die mogelijk al voor 1402 bestond en die tot die tijd ergens in de stad in een gehuurd huis onderdak vond. In 1402 begon een aantal zusters met de bouw van een nieuw huis op het gedeelte van voornoemd terrein, dat vlakbij het Oude Nonnenconvent lag en dat zij aanvankelijk grotendeels huurden, maar in 1406 in erfpacht wisten te verwerven. Eveneens in 1406 bleek dat de zusters zich bij de derde orde van Sint Franciscus hadden aangesloten en onder invloed van het Kapittel van Utrecht waren komen te staan. Het kapittel van Sint Marie in Den Haag gaf het convent in 1419 toestemming om zich van de parochie af te scheiden. Voorts kregen zij onder bepaalde voorwaarden het recht een eigen priester te kiezen, die ook de sacramenten mocht bedienen, en het recht om op een eigen kerkhof begraven te worden. Het maximum aantal zusters werd toen op 50 gesteld, terwijl het convent daarnaast aan 6 of 7 proveniers onderdak mocht bieden. In 1421 vond de wijding van de kapel plaats. Een jaar later, in 1422, gaf de graaf van Holland, Jan van Beieren, het convent toestemming om tot de regel van Sint Augustinus over te gaan.Tevens nam hij de gemeenschap, goederen en personen onder zijn bescherming. Het convent sloot zich aan bij het Kapittel van Sion, hetgeen in 1431 reeds het geval was. Met de Alteratie in 1578 werd het klooster opgeheven. Aan de overgebleven zusters, die van stadswege alimentatie ontvingen, werden op het kloosterterrein huisjes ter bewoning beschikbaar gesteld. De kloostergebouwen werden in 1582 met die van het Oude Nonnenklooster verbouwd tot het Sint Pietersgasthuis, dat later het Binnengasthuis is gaan heten
Gebruikte literatuur:
Deel I, Monasticon Batavum, p. 29, Monasticon Batavum, Supplement, p. 20, Monasticon Batavum, deel II, p. 17, Monasticon Trajectense, http://www2.let.vu.nl/oz/monasticon/detail.php?ID=018 (29-06-2017); K. Goudriaan: ‘De derde orde van Sint Franciscus in het bisdom Utrecht: Een voorstudie’ in “Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 1” (Hilversum 1998), p. 241; S.J. Eman, ‘Nonnengalerijen in de middeleeuwse kloosterkapellen van Amsterdam (II)’ in “Amstelodamum”, 75 (1988), nr. 1, p. 61-63; M. Schilder, ‘Het Agnietenklooster en andere Amsterdamse kloosters in de Middeleeuwen’ in “Amstelodamum”, 84 (1997) nr. 1, p. 22; J. v. Breen, ‘De grenzen van de vrijheid en van de omwalling der stad Amsterdam in de XIVe en XVe eeuw’ in “Vijf en veertigste jaarboekvan het Genootschap Amstelodamum” Amsterdam 1953), p. 35; T. Bakker: “Middeleeuwse kloosters, begijnenhof en gasthuizen in Amsterdam”, Website Theo Bakker’s Domein, http://www.theobakker.net/pdf/kloostersadam.pdf (28-06-2017), p. 14-16; B.R. de Melker, “Metamorfose van stad en devotie. Ontstaan en conjunctuur van kerkelijke, religieuze en charitatieve instellingen in Amsterdam in het licht van de stedelijke ontwikkeling, 1385 – 1435” (Universiteit van Amsterdam 2002), zie ook: https://pure.uva.nl/ws/files/3413925/21633_UBA002000746_07.pdf (28-06-2017), p. 140-143/145
Opmerkingen:
Dit klooster had ook Ter Lelie als naam
ENK Monasticon nummer:
ME-Z104-007
VU Kloosterlijst nummer:
A28