Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Amsterdam

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Amsterdam
Datering:
1432 - 1585
Orde of congregatie:
Reguliere Kanunnikessen van de H. Augustinus (Windesheim)
Naam van het klooster:
Maagdendaal
Patroonheilige:
Sint Gertrudis
Plaatsnaam:
Amsterdam
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Amsterdam-Onze Lieve Vrouw
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1432
Opheffing/laatste vermelding:
1585
Type:
Klooster, v
Geschiedenis:
Het Sint Geertruidenklooster in Amsterdam lag aan de Nieuwezijds Voorburgwal tussen de Suikerbakkerssteeg en de Sint Geertruidensteeg. Over het ontstaan van dit convent is, evenals over de personen die daarbij een rol gespeeld hebben, niets bekend. Aan de oostzijde grensde het convent aan het Onze Lieve Vrouwegasthuis. Het recht van overpad over elkaars terrein was onderwerp van een reeks van conflicten tussen het convent en het gasthuis. De eerste keer dat het Sint Geertruidenklooster in de bronnen wordt vermeld, is in 1432 toen er over deze kwestie tot een akkoord gekomen werd. Doordat er in dit akkoord sprake is van een eerdere regeling van bedoeld recht van overpad kan geconcludeerd worden, dat het convent toen al enige tijd bestond. Uit 1433 dateert de eerste vermelding dat het convent tot de derde orde van Sint Franciscus behoorde en hoogstwaarschijnlijk onder invloed stond van het Kapittel van Utrecht. Eveneens in 1433, kreeg het convent van het kapittel van Sint Marie te Den Haag het recht op een eigen biechtvader, kapel en kerkhof. Het maximum aantal zusters werd toen op 50 gesteld, terwijl het convent daarnaast aan 6 of 7 proveniers onderdak mocht bieden. Tussen 1450 en 1456 ging het convent over tot de regel van Sint Augustinus. Het werd toen onder het toezicht van het Kapittel van Windesheim geplaatst, terwijl de bestuurlijke bevoegdheid over het convent bij de prior van het Amsterdamse Regulierenklooster kwam te liggen. In 1493 kreeg het toen redelijk welvarend convent toestemming te groeien tot een maximum van 80 zusters. In de vergadering van het Kapittel van Windesheim van 1565 kwam de excommunicatie van de zusters aan de orde, die de fiscaal van de bisschop van Haarlem om onbekende redenen over het convent uitgesproken had en waartegen het Kapittel bij het Hof van Holland in beroep was gegaan. Na de opheffing van het convent in 1585, werd het klooster verbouwd tot een suikerbakkerij, waaraan de huidige Suikerbakkerssteeg haar naam heeft ontleend
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, Deel I, p. 29/30; Monasticon Batavum, Supplement, p. 20; Monasticion Batavum, Deel II, p. 16/19; Monasticon Trajectense, http://www2.let.vu.nl/oz/monasticon/detail.php?ID=019 (01-07-2017); K. Goudriaan: ‘De derde orde van Sint Franciscus in het bisdom Utrecht: Een voorstudie’ in “Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 1” (Hilversum 1998), p. 241; S.J. Eman, ‘Nonnengalerijen in de middeleeuwse kloosterkapellen van Amsterdam (II)’ in “Amstelodamum”, 75 (1988), nr. 1, p.57/58; T.Bakker: “Middeleeuwse kloosters, begijnenhof en gasthuizen in Amsterdam”, Website Theo Bakker’s Domein, http://www.theobakker.net/pdf/kloostersadam.pdf (30-06-2017), p. 31/32; B.R. de Melker, “Metamorfose van stad en devotie. Ontstaan en conjunctuur van kerkelijke, religieuze en charitatieve instellingen in Amsterdam in het licht van de stedelijke ontwikkeling, 1385 – 1435” (Universiteit van Amsterdam 2002), zie ook: https://pure.uva.nl/ws/files/3413925/21633_UBA002000746_07.pdf (28-06-2017), p. 184
ENK Monasticon nummer:
ME-Z104-010
VU Kloosterlijst nummer:
A38