Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Haarlem

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Haarlem
Datering:
1418 - 1581
Orde of congregatie:
Reguliere Kanunnikessen van de H. Augustinus (Windesheim)
Naam van het klooster:
Caecilia
Patroonheilige:
Sint Caecilia
Plaatsnaam:
Haarlem
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Haarlem
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1418
Opheffing/laatste vermelding:
1581
Type:
Klooster, v
Geschiedenis:
Het Sint Caeciliaconvent in Haarlem lag in de Proostensteeg -thans Morinnesteeg-, grensde ten oosten achter aan de huizen in de Jansstraat en reikte ten dele aan de tegenwoordige Ceciliasteeg. De bronnen over de geschiedenis van dit convent, dat voor het eerst in 1418 expliciet genoemd werd, zijn zeer schaars. Het convent ontstond in een huis, dat in de Ceciliasteeg lag. In die steeg bevond zich ook het huis, waar het Sint Ursulaconvent gehuisvest was en waarmee het Sint Caeciliaconvent in de eerste jaren contacten onderhield. Hoewel de datum van toetreding niet vast te stellen is, behoorde het Sint Caeciliaconvent aanvankelijk tot de derde orde van Sint Franciscus. Tevens was het bij het Kapittel van Utrecht aangesloten. In 1431 schonk het Sint Ursulaconvent een door dit convent verworven huis aan de “ministerse ende gemene zusteren die woonachtig zijn in Dirc Gherritsszoenssteghe”, waarmee hoogstwaarschijnlijk de zusters van het Sint Caeciliaconvent bedoeld zijn. Het Sint Caeciliaconvent, dat niet rijk was en waarvan de zusters met spinnen en weven in hun onderhoud moesten voorzien, sloot in 1438 met het linnenweversgilde een overeenkomst. In deze overeenkomst werd bepaald dat de zusters tien weefgetouwen mochten hebben. Hadden ze er meer dan waren ze een boete verschuldigd. In 1468 kreeg het convent van David van Bourgondië, bisschop van Utrecht , toestemming om naar de regel van Sint Augustinus over te gaan. Het convent kwam toen onder toezicht te staan van het Kapittel van Windesheim, waarbij het officieel nooit geïncorporeerd werd. Eveneens in 1468 verleende de pastoor van de Sint Bavo een aantal voorrechten aan het convent, waaronder het mogen kiezen van een eigen biechtvader en het hebben van een eigen kapel en kerkhof. In 1581, toen alleen nog maar de gereformeerde godsdienst toegestaan was, werd het convent opgeheven. De zusters bleven in het klooster wonen, totdat ze in 1592 naar het grote begijnhof moesten verhuizen, waar ze een woning toegewezen kregen
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum. Deel I, p. 93; Monasticon Batavum, Deel II, blz. 79/80; Monasticon Trajectense, http://www2.let.vu.nl/oz/monasticon/detail.php?ID=075 (22-07-2017); K. Goudriaan: ‘De derde orde van Sint Franciscus in het bisdom Utrecht: Een voorstudie’ in “Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 1” (Hilversum 1998), p. 242; E. Ypma, Proefschrift “Het Generaal Kapittel van Sion zijn oorsprong, ontwikkeling en inrichting” (Universiteit Nijmegen 1949), zie ook: http://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/107134/mmubn000001_07625660x.pdf?sequence=1 (22-07-2017), p. 12/14/19/30
Gebruikte websites:
Website Archieven.nl : Noord-Hollands Archief, https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=236&miaet=1&micode=2106&minr=1218913&miview=inv2&milang=nl (22-07-2017)
ENK Monasticon nummer:
ME-Z104-037
VU Kloosterlijst nummer:
H11