Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Grave

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Grave
Datering:
1459 - 1800
Orde of congregatie:
Tertiarissen
Naam van het klooster:
Mariagraf
Plaatsnaam:
Grave
Provincie:
Noord-Brabant
Parochie:
Grave
Destijds gewest:
Brabant/ eerder Gelre, heerlijkheid Cuijk
Bisdom:
Luik
Stichting/eerste vermelding:
1459
Opheffing/laatste vermelding:
1800
Type:
Klooster, v
Geschiedenis:
Aan het eind van de 13e eeuw vormde zich in Grave aan de Hoofschestraat een gemeenschap van begijnen, die leefden volgens de privileges en gebruiken van het Groot-Begijnhof in ’s-Hertogenbosch. In de hoedanigheid van de heer van Cuijk, voorzag Arnold van Egmont, die toen hertog van Gelre was, de begijnen in 1436 van nieuwe statuten, waarin hij hun aantal op 16 bepaalde. Tevens stelde hij toen de deken van Grave en de prior van de kruisheren van Sint-Agatha aan tot visitators. In 1459 ging een deel van de begijnen over naar de derde regel van Sint Franciscus. Ze vonden onderdak in een huis van Willem van Egmont, broer van voornoemde Arnold van Egmont. Het klooster, dat aldus ontstond, kreeg de naam Mariagraf. In 1475 verleende de bisschop van Luik aan de zusters toestemming tot het bouwen van een eigen kapel, die in 1526 ingewijd werd. In 1581 verschafte het convent onderdak aan zeven uit het klooster Bethlehem in Haren gevluchte nonnen. In 1588 volgden de overige zusters en vielen de bezittingen van Bethlehem toe aan Mariagraf. Die moesten weer worden teruggeven toen de zusters in 1642 naar hun klooster in Haren terugkeerden. Toen Grave in 1602 door prins Maurits veroverd werd, verordonneerde hij dat de zusters van Mariagraf hun religieuze leven mochten voortzetten, maar het hen verboden was novicen aan te nemen. Herhaaldelijk wisten de religieuzen ontheffing van dit verbod te krijgen, totdat in 1731 dit verbod definitief van kracht werd. Het convent, dat aldus tot uitsterven gedoemd was, zag echter zijn voortbestaan weer verzekerd toen stadhouder Willem IV als heer van het Land van Cuijk voornoemd verbod ophief en het convent weer novicen mocht aannemen. Een storm in 1800 bracht aan het kloostercomplex zoveel schade toe dat het onbewoonbaar was geworden. Het klooster werd toen opgeheven. De kloostergoederen werden verbeurd verklaard en vielen toe aan de Staat. Op de kapel na, die thans nog als protestantse kerk dienst doet, is er van de gebouwen niets meer over
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, Deel 1, p. 81/82; Monasticon Batavum, Supplement, p. 58; Croonen Adviseurs: “Beeldkwaliteitplan binnenstad Grave” (Rosmalem 2011), zie ook http://www.croonenburo5.nl/sites/default/files/bkp_historische_binnenstad_grave.pdf (24-3-2017); R. Wols, ‘Vrome vrouwen in Maria-Graf’ op website Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/vrome-vrouwen-in-maria-graf (24-3-2017)
Gebruikte websites:
Website Open Monumentedag Grave, http://www.openmonumentendag.nl/monument/grave-protestantse-kerk/ (24-3-2017); Website Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Protestantse_kerk_(Grave) (24-3-2017);Website Regiocanons.nl, http://www.regiocanons.nl/noord-brabant/grave/begijnhof (24-3-2017)
ENK Monasticon nummer:
ME-Z207-042
VU Kloosterlijst nummer:
G24