Zoeken in collecties

In Kampen aan de Burgwal in de omgeving van de Buitenkerk had een gemeenschap van vrouwen, die in 1339 voor het eerst in de bronnen vermeld werd, een huis om er een gemeenschappelijk leven te leiden. Het huis was van een zekere Volker Putepaens. Niet bekend is of hij dit huis geschonken heeft of dat het van hem gekocht werd. Zoals voor het eerst in 1412 vermeld werd, nam de gemeenschap, die Buiten- of Kleine Convent genoemd werd, de derde regel van Sint Franciscus aan. Voor aansluiting van het convent bij het Kapittel van Utrecht zijn geen aanwijzingen. Voor tertiarissen vormde de afscheiding van de parochie, waarvan de gemeenschap deel uitmaakte, een belangrijk stap op weg naar een van de wereld afgezonderd bestaan. Deze stap is door het Buitenconvent echter nimmer gezet. De zusters bleven de parochiekerk bezoeken en ontvingen hun zielzorg van de pastoor. Niet ondenkbaar is dat het stadsbestuur in deze situatie de hand had. De zusters mochten zelf hun novicen uitkiezen. Dit nu leidde tot een conflict toen er in de gemeenschap twee plaatsen vacant waren geworden en de zusters het niet eens konden worden over de vraag welke van de kandidaten zij als nieuwe zusters zouden aannemen. Deze strubbelingen werden opgemerkt door de Raad, die al meerdere malen kritiek op de zusters geuit had; zij gedroegen zich slecht, zij waren ongehoorzaam en ze begaven zich vaak buiten het convent. De door de stad aangestelde provisoren kwamen toen met de zusters overeen, dat wanneer zij hun gedrag niet zouden beteren, de keuze van de novicen aan de Raad zou toekomen. In 1581 werd het convent door de stad geseculariseerd. Over de verdere lotgevallen van de conventualen zijn, evenmin als over hoe en door wie de goederen toen beheerd werden, geen nadere gegevens bekend