Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Schiedam

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Schiedam
Datering:
1403 - 1572
Orde of congregatie:
Tertiarissen
Naam van het klooster:
Ursula
Patroonheilige:
Sint Ursula
Plaatsnaam:
Schiedam
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Schiedam-Kethel
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1403
Opheffing/laatste vermelding:
1572
Type:
Klooster, v
Geschiedenis:
Het Sint Ursulaconvent in Schiedam vindt zijn oorsprong in een voor het eerst in 1403 vermelde gemeenschap van zusters, die samenwoonden in een huis, dat ten oosten van de Sint Janskerk lag. Dit huis was in 1405 door een zeker Machteld van der Specke en haar schoonzoon in eigendom aan de stad overgedragen. Dit onder de voorwaarde, dat het huis tot zusterhuis bestemd moest worden en dat zusters uit Delft en Rotterdam binnen een jaar dit huis moesten betrekken. Het gelukte de stad aan deze voorwaarde te voldoen. Het convent, dat in de eerste tijd Sint Katrinenhuis heette, behoorde blijkens een vermelding uit 1424 tot de derde orde van Sint Franciscus. Ook was het convent aangesloten bij het kapittel van Utrecht. Eveneens in 1424 kregen de zusters van de pastoor van Schiedam en de proost van de norbertijner proosdij Koningsveld in Delft enkele voorrechten, waaronder het hebben van een eigen kapel en het kiezen van een eigen priester om biecht te horen en de sacramenten toe te dienen. Een jaar later werd overgegaan tot het besluiten van het convent. Tevens werd toen aan personen en goederen van het convent de kerkelijk vrijheid verleend. De stadsbrand van 1428 legde de kloostergebouwen in as. De zusters kregen toen toestemming een nieuw klooster te bouwen, dat in 1430 gereed kwam. Niet precies kan worden aangegeven waar dit nieuwe klooster lag. Aannemelijk is dat op het terrein stond dat begrensd wordt door de Kethelstraat, stadswallen en de huidige Zijlstraat. In de jaren na de brand kende het convent zijn grootste bloeiperiode. Door schenkingen, uiterste wilsbeschikkingen en aankopen nam het bezit aanzienlijk toe. In 1438 werd toestemming verleend voor zowel het vergroten van het terrein als de bouw van een nieuwe kapel, die in 1447 gewijd werd. In 1571 werd het convent onder toezicht van de minderbroeders geplaatst. Toen de stad zich in 1572 bij de Opstand aansloot, werd het convent opgeheven. Tussen voornoemd jaar en 1598 werden het klooster en de kapel verwoest
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, Deel I, p. 103/174, Monasticon Batavum,Supplement , p. 140/141; Monasticon Batavum, Deel II, p. 170; H. Van Engen, “De derde orde van Sint-Franciscus in het middeleeuwse bisdom Utrecht. Een bijdrage tot de institutionele geschiedenis van de Moderne Devotie” (Hilversum 2006), p. 155/p. 247 voetnoot 39/270/314/314 voetnoot 55; H. Van Engen, “De derde orde van Sint-Franciscus in het middeleeuwse bisdom Utrecht. Een bijdrage tot de institutionele geschiedenis van de Moderne Devotie” (Hilversum 2006), p. 155; K. Goudriaan: ‘De derde orde van Sint Franciscus in het bisdom Utrecht: Een voorstudie’ in “Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 1” (Hilversum 1998), p. 244; M.K.A. van de Berg, “De Noordnederlandse historiebijbel” (Hilversum 1998), p. 79
Gebruikte websites:
Website Nationaal Archief, http://www.gahetna.nl/collectie/archief/ead/index/eadid/3.18.25/node/c01%3A1.c02%3A1.c03%3A5.c04%3A2./anchor/descgrp-context-bioghist (17-04-2017)
ENK Monasticon nummer:
ME-Z207-112
VU Kloosterlijst nummer:
S06