Zoeken in collecties

In Bergen op Zoom vestigden zich in 1464 observante franciscanen, die onder de Keulse vicaris-provinciaal ressorteerden. Het klooster van deze, via de observantenbroeders uit Gouda tot stand gebrachte gemeenschap, stond in de tegenwoordige Minderbroederstraat. De grond voor dit klooster werd geschonken door de heer van Bergen op Zoom, Jan II van Glymes, bijgenaamd Jan metten Lippen. Hij schijnt voor het stichten van voornoemd klooster al in 1452 met de broeders uit Gouda contact gezocht te hebben. In 1473 werd de kloosterkerk ingewijd. In 1580 werden klooster en kerk geplunderd en vernield. De broeders werden verdreven. Veelal bleven ze in de stad, waar ze bij burgers onderdak gevonden zullen hebben. Zowel de markies als het stadsbestuur trachtten de aldus aangerichte schade zoveel mogelijk te beperken. Zo werden geroofde voorwerpen teruggeëist en werd de handel in gestolen goederen verboden. Om verder plundering te voorkomen, werd voorts besloten het klooster en de kerk af te breken en vervolgens de grond en de materialen te verkopen. De opbrengst daarvan zou dan aan de broeders ten goede komen. Hiervan is echter niets terecht gekomen. Dat de woedde zich met name tegen de minderbroeder-observanten richtte, is toe te schrijven aan een samenloop van omstandigheden. Zo riepen hun bedeltochten en het daarmee teren op de burgerij steeds meer weerstand op. Voorts waren zij fanatieke bestrijders van de Hervorming. Dit gevoegd bij de toenemende tendens dat kloosters wegens de vele belastingvrijstellingen, die zij genoten, als parasitaire instellingen beschouwd werden, werd hen dat zeker niet in dank afgenomen