Zoeken in collecties

Observante franciscanen, die onder de Keulse vicaris-provinciaal ressorteerden, vestigden zich op uitnodiging van de stedelijke magistraat in Delft. Er werd toen begonnen met de bouw van het klooster, waar nu de Beestenmarkt is. Eind 1449 werd het officieel in gebruik genomen. De komst van dit klooster ondervond tegenwerking van de plaatselijke clerus, die vond dat er al meer dan genoeg kloosters in Delft waren. Dit nu leidde tot de afspraak dat de broeders het aantal van twintig niet mocht overtreffen en dat er slechts eenmaal per week gebedeld mocht worden. Voor de observante broeders gold het armoede-ideaal. Zij mochten geen eigendommen hebben, noch individueel noch als klooster. Ze hadden het klooster en de kerk met de daarbij behorende grond dan ook in bruikleen van het stadsbestuur, dat hen volop faciliteerde, doordat dat zij, naast dat zij geen bezit vergaarden, een bijdrage leverden aan de geestelijke verzorging van de bevolking, hetgeen het stadsbestuur van belang achtte. Als de broeders zouden vertrekken of hun religieuze plichten verzaakten, zou het kloostercomplex voor armenzorg aan de Heilige Geestmeesters vervallen. De kerk, die in 1469 ingewijd werd, had een enorme omvang en deed dan ook niet alleen dienst voor intern gebruik van de broeders, maar werd ook door mensen van buiten druk bezocht. Tijdens de beeldenstorm in 1566 werd het klooster geplunderd en raakte zwaar beschadigd. Niet alleen mannen maakten zich daaraan schuldig maar ook vrouwen, die de tweede dag de voorraadkamer van de broeders leeg roofden. De gebouwen werden, na door de stad hersteld te zijn, weer door broeders betrokken. Dit echter niet voor lang, want toen de stad in 1572 definitief naar de zijde van de prins van Oranje overging, werden de broeders verdreven. Met name de oudere broeders ontvingen toen van stadswege alimentatie. In 1595 werd de kerk en het toch al gehavende klooster gesloopt. Alleen de refter bleef gespaard en heeft nog als plateelbakkerij dienst gedaan