Zoeken in collecties

In 1276 sloot het klooster Bethlehem te Doetinchem zich uit eigen beweging bij de Duitse Orde aan. Na jarenlang ruziën met de bisschop van Utrecht, die de rechtmatigheid van deze overgang betwistte, werd in 1286 bij scheidsrechterlijke uitspraak bepaald dat Bethlehem weer tot de orde van de Reguliere Kanunniken van Sint-Augustinus terug diende te keren. Het patronaatsrecht van de Sint-Maartenskerk van Doesburg, dat sinds 1228 in handen van klooster Bethlehem was, werd toen met nog een erf en bepaalde inkomsten ter plaatse aan de landcommanderij van de Duitse Orde te Utrecht toegewezen. Dit vormde de grondslag voor de door de Duitse Orde in Doesburg te stichten commanderij. De kerk, die vroeger aan de Saltpoort stond, maar door overstroming verwoest werd en later meer stadswaarts werd herbouwd, werd tot tweemaal toe door brand geteisterd. Hierdoor, maar ook door wanbeheer van latere commandeurs werd er een dusdanig grote aanslag op de financiële positie van de commanderij gepleegd, dat er in 1657 ten leste besloten werd de commandeurshuis met erf, alsmede de overige bezittingen aan het stadsbestuur van Doesburg te verkopen, die vervolgens het commandeurshuis tot weeshuis bestemde. Hiermee kwam er tevens een eind aan het feitelijk bestaan van de commanderij van Doesburg