Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Vestigingsplaats: Monnickendam

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Monnickendam
Datering:
1431 - 1573
Orde of congregatie:
Cisterciënzers
Naam van het klooster:
Galilaea Minor
Patroonheilige:
Salvator
Plaatsnaam:
Monnickendam
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Broek in Waterland
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1431
Opheffing/laatste vermelding:
1573
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
In 1431 werd de priorij Galilea Minor onder Monnickendam gesticht als een lekenklooster, behorende tot de derde orde van Sint Franciscus. In 1465 werd tot aansluiting tot de orde van de Cisterciënzers besloten en werd de priorij, na daartoe met het klooster Galilea Major in het Overijsselse Sibculo contact te hebben gezocht, tot de congregatie van Sibculo toegelaten. Dit verband van een twintigtal kloosters, die in hechte samenhang met elkaar stonden, vormde een schakel tussen de Cisterciënzer orde en de Moderne Devotie. De kloosters van de congregatie van Sibculo onderscheidden zich van andere cisterciënzer kloosters doordat hun statuten enkele bijzondere, afwijkende bepalingen kenden. Zo zagen de kloosters af van de status van abdij en waren ze in de plaats daarvan priorijen, die onder leiding stonden van een benoemde prior in plaats van een door het convent zelf voor het leven aangestelde abt. In jaarlijkse visitaties werd onderzocht of de priors hun werk goed deden. Zo niet, dan konden zij worden afgezet. In de eerste decennia na 1465 ging het Galilea Minor voor de wind. Het aantal kloosterlingen steeg snel en in 1475 bezat de priorij meer grond dan het juridisch territorium van de stad en het schependom Monnickendam zelf. De bloeiperiode bleek echter van korte duur. Na 1500 zette de neergang in. De pestepidemie, die Monninckendam en omgeving in 1509 teisterde, eiste zijn tol, de priorij raakte verwikkeld in langdurige processen over zijn bezittingen, aanwas bleef uit, de inkomsten namen af, de belastingen werden hoger en de Reformatie won aan terrein. Ook bleef de priorij van plunderingen in 1570 door de Geuzen niet gespaard. In 1573 werd het klooster opgeheven. De overgebleven monniken ontvingen vanaf toen alimentatie. Het kloosterbezit werd in 1584 geveild en vóór 1589 had het klooster al plaats gemaakt voor een hofstede
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel III, p. 25; M. Nijkamp: Artikel “Een cisterciënzer rapiarium” in het Jaarboek 2012" van Vereniging Oud Monnickendam, p. 51/52/55;
ENK Monasticon nummer:
ME-P006-059
VU Kloosterlijst nummer:
M41