Zoeken in collecties

Wegens met name zijn centralere ligging werd in 1897 het Aloysiuscollege van Sittard naar Nijmegen overgebracht. Daar werd toen aan de Berg en Dalseweg overgegaan tot de bouw van een nieuwe school met internaat, die in 1900 betrokken werd en naar de Nijmeegse theoloog Petrus Canisius, de eerste Nederlandse jezuïet, Canisiuscollege genoemd werd. Het aan deze school verbonden internaat, die streng van het extranaat gescheiden was, werd bevolkt door jongens die voornamelijk afkomstig waren uit de katholieke bovenlaag, terwijl de externen, veelal uit Nijmegen en omgeving, voor een deel ook uit middenstandsmilieus kwamen. De leerlingen van het Canisiuscollege konden kiezen uit een zesjarig gymnasium, een vijfjarige HBS en een driejarige handelsschool, die in 1924 als HBS-A voortgezet werd. In het gebouwencomplex van het Canisiuscollege aan de Berg-en Dalseweg in Nijmegen waren ook de jezuïeten gehuisvest die als docent of anderszins aan voornoemd college verbonden waren. Een deel van hen nam later zijn intrek in een eigen gedeelte van dit complex, het zogeheten Achterhuis. In 1979 betrokken een aantal van onderhavige jezuïeten het pand Sint Annastraat 173 in Nijmegen, terwijl anderen, toen tot afstoting van het Canisiuscollege overgegaan werd, zich in 1982 vestigden in het pand Pater Brugmanstraat 1 in Nijmegen, waaraan de naam Canisiushuis gegeven werd. Vanaf 1965 werd het internaat van het Canisiuscollege afgebouwd. Na de invoering in 1968 van de Mammoetweg ging het Canisiuscollege met RK Meisjeslyceum Mater Dei aan de Berg en Dalseweg een onderwijskundige samenwerking aan, die in 1973 resulteerde in de oprichting van de RK Scholengemeenschap Canisius College-Mater Dei. Toen de jezuïeten zich in 1982 genoodzaakt zagen het gebouw van het Canisius College te verlaten, werd deze scholengemeenschap gehuisvest in het gebouw van Mater Dei, dat met het oog daarop uitgebreid werd. Tegenwoordig maakt het Canisiuscollege deel uit van de Stichting Scholengroep Rijk van Nijmegen