Zoeken in collecties

Uw zoekacties: zzOUD Databestand kloosters in Nederland

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
5.672  beschrijvingen
gesorteerd op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: 's-Hertogenbosch
Datering:
1361 - 1576
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Plaatsnaam:
's-Hertogenbosch
Provincie:
Noord-Brabant
Parochie:
's-Hertogenbosch
Destijds gewest:
Brabant
Bisdom:
Luik
Stichting/eerste vermelding:
1361
Opheffing/laatste vermelding:
1576
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
De cellebroeders vestigden zich omstreels 1360 in ’s-Hertogenbosch. Hun eerste huis stond in de Hinthamerstraat. Vandaar verhuisden ze omstreeks 1470 naar hun klooster, dat aan de zuidzijde lag van de huidige Parade. Tevens namen ze in die tijd de regel van Sint Augustinus aan. De broeders hadden als taak zieken, met name pestpatiënten, te verplegen en hen bij overlijden te begraven. Al vanaf het tweede kwart van zestiende eeuw leidde het klooster een kwijnend bestaan. Omstreeks 1540 werden hun gebouwen door de stad aangeboden aan de Wilhelmieten, die hun klooster op de Baseldonk buiten de stadsmuren wegens gedwongen sloop hadden moeten verlaten. Doordat deze gebouwen voor hen te klein waren en zij niet wilden dat de cellebroeders omwille van hen hun klooster moesten verlaten, accepteerden de Wilhelmieten dit aanbod niet. De cellebroeders konden dan ook in hun klooster blijven wonen en in een poging om verbetering in hun situatie te brengen, werd reeds vóór 1566 Peter van den Houte, een Cellebroeder uit Leuven, met de leiding van hun convent belast. Veel succes heeft deze poging echter niet gehad. Ten tijde van de beeldenstorm nam het convent weeskinderen op. Dit niet louter uit altruïstische overwegingen, maar veeleer om van de verschrikkingen van de beeldenstorm gespaard te blijven, hetgeen ook is gelukt. In 1576 stierf de laatste Cellebroeder. Het klooster werd toen tot stedelijk weeshuis bestemd
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 95; A.A.J.M. van de Meerendonk, proefschrift “Tussen reformatie en contrareformatie: Geest en levenswijze van de clerus in de stad en Meierij van ‘-Hertogenbosch en zijn verhouding tot de samenleving tussen can 1520 en ca. 1570” (Universteit Nijmegen 1967), p. 118/150/151/212/213/214/282, bijlage 3; M.B. Grotens-Kos, “Beeldhouwkunst in de open lucht in ’s-Hertogenbosch” (1988) op website Bossche Encyclopedie, http://www.bossche-encyclopedie.nl/overig/gevelstenen/cavaleriestraat%202.htm 23-11-2016, p. 69; M.B. Grotens-Kos, “Beeldhouwkunst in de open lucht in ’s-Hertogenbosch” (1988) op website Bossche Encyclopedie, http://www.bossche-encyclopedie.nl/overig/gevelstenen/triniteitstraat.htm (23-11-2016), p. 7
Gebruikte websites:
Website Bossche Encyclopedie, http://www.bossche-encyclopedie.nl/overig/kloosters/cellebroeders.htm?p1=/overig/kloosters/_index.1.htm?title=Kloosters%20en%20religieus%20leven&t1=Kloosters%20en%20religieus%20leven&title=Mannenconvent%20Cellebroeders%20of%20Alexianen%20(1420%20-%20ca%201576) 23-11-2016
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-010
VU Kloosterlijst nummer:
H66
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Haarlem
Datering:
1443 - 1581
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Plaatsnaam:
Haarlem
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Haarlem
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1443
Opheffing/laatste vermelding:
1581
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
De stichting van het cellebroedersklooster in de Jacobijnestraat in Haarlem dateert in elk geval van vóór 1443. Immers al in dat jaar stelden de Haarlemse cellebroeders een huis in de toenmalige Suikerstraat, dat zij van de regulieren van Eemstein in bezit hadden gekregen, aan de Dordtse cellebroedersgemeenschap als termijnhuis ter beschikking. In 1496 kregen de Haarlemse broeders toestemming om over een eigen kapel te beschikken en er in overeenstemming met de bul van paus Sixtus IV de mis op te dragen met “Open Deuren”; dit wil zeggen voor iedereen toegankelijk. Dit echter uitsluitend op tijden dat er in de Sint-Bavokerk geen mis gelezen werd. Voorts werd hen toegestaan een kerkhof voor eigen gebruik aan te leggen. Toen de Staten van Holland in 1577 besloten om de kloosters, die binnen hun muren gelegen waren, met de bijbehorende goederen aan de steden toe te wijzen, verhuisden de Haarlemse cellebroeders wellicht naar een klooster in de Zuidelijke Nederlanden. Ook na Reformatie werden in Haarlem, evenals in Utrecht en Dordrecht, de stedelijke functionarissen, die toen de begrafenissen verzorgden, cellebroeders genoemd. Ze waren evenwel geen lid van een religieuze orde en legden ook geen geloften af
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 81; S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30 (1998), p. 69/70/71/82/89/90; J. van Herwaarden, D. de Boer, F. van Kam en G. Verhoeven, “Geschiedenis van Dordrecht: Geschiedenis van Dordrecht tot 1572” (Hilversum 1996), p. 347/348
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-009
VU Kloosterlijst nummer:
H15
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Gouda
Datering:
1395 - 1572
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Naam van het klooster:
Emmaüs; Lollarden
Plaatsnaam:
Gouda
Provincie:
Zuid-Holland
Parochie:
Gouda
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1395
Opheffing/laatste vermelding:
1572
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
In 1395 schonk Godevaert Jelyszoon aan de stad Gouda een huis en erf aan de Rozendael met een jaarlijks rentebedrag. Deze schenking werd overeenkomstig de intentie daarvan ter vestiging van cellebroeders in Gouda aangewend. Over deze cellebroedersgemeenschap werden twee Goudse notabelen als bewaarders aangesteld. Zij hadden tot taak toe te zien op de levenswandel van de broeders en hun huis te beheren wanneer deze leeg zou komen te staan. De broeders legden zich toe op het verplegen van pestlijders en het begraven van overleden pestslachtoffers. Tevens namen ze de verpleging van krankzinnigen op zich. De broeders werden door de stad niet ondersteund in hun levensonderhoud. Vooral met bedelen moesten ze hierin voorzien, ofschoon zij ook inkomsten hadden uit het begraven van welgestelden, waarvoor zij een tarief in rekening mochten brengen. Voorts genoten zij ook nog inkomsten, hoewel dit gering zal zijn geweest, uit rente in verband met enkele misfundaties. Gezien het nut dat de broeders met hun werk aan de stad bewezen, verleende de stad de broeders accijnsvrijheid en daksubsidies en kregen ze van de stad giften in natura. Toen de Goudse cellebroeders in 1464 van de bisschop verlof kregen de regel van Sint Augustinus aan te nemen, kregen zij tevens toestemming om een eigen kapel te stichten, die waarschijnlijk kort na 1478 gereed kwam. Toen in 1533-1534 het klooster, dat Emmaus heette, ingrijpend verbouwd werd, wilden de broeders tevens een pesthuis realiseren. Of het ooit zover is gekomen, is niet bekend. Al geruime tijd voor de Opstand, die het einde van Cellebroedersklooster inluidde, tekende het verval van het klooster zich af. Het had hoge schulden, terwijl de broeders zich aan ernstige misstanden bezondigden. Zo was er sprake van moord, vechtpartijen, lichte vrouwen en drinkgelagen. In 1573 werd het klooster tot Latijnse School bestemd. Door de oorlogsdreiging zou het echter nog tot 1578 duren voordat tot de hiervoor noodzakelijke verbouwing werd overgegaan
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 72; J.Taal, proefschrift “De Goudse kloosters in de middeleeuwen” (Universiteit Nijmegen 1960), p. 25/26/27/28/57/70/80/82/87/107/126/136/138/155/182; K. Goudriaan, ‘De verdwenen kloosters’ in: W. Denslagen (ed.), “Gouda” (Zwolle 2001), p. 172/176-180; K. Goudriaan, ‘Fervente vroomheid in een bange tijd’ in  P. H. A. M. Abels, K. Goudriaan, N.D.B. Habermehl en J.H. Kompagnie “Duizend jaar Gouda: een stadsgeschiedenis” (Hilversum 2003). p. 195; S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30 (1998), p. 68/76/81/86/88/89/90; H. van Dolder - de Wit, ‘Goudse kloosters in de Middeleeuwen: De Cellebroeders of Axelianen” in “Tidinge van die Goude”, 15 (1997) nr 2, p. 37/41; C. Veldman, ‘Het einde van de Goudse kloosters en de verdeling van de erfenis van grond en gebouwen 1572-1606’ in  “De Schatkamer, Regionaal Historisch Tijdschrift Midden-Holland” (december 2011), p. 84/85
Gebruikte websites:
Website Wikipediahttps://nl.wikipedia.org/wiki/Huize_Groeneweg (21-11-2016)
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-008
VU Kloosterlijst nummer:
G14
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Enkhuizen
Datering:
1458 - 1458
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Plaatsnaam:
Enkhuizen
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Enkhuizen-Gomarus
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1458
Opheffing/laatste vermelding:
1458
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
Het cellebroedersconvent in Enkhuizen, dat in 1458 werd gesticht, was gelegen op een stuk land dat tot de kosterij van de Enkhuizer Westerkerk behoorde. De broeders, die zich toelegden op ziekenzorg, leefden aanvankelijk volgens de derde regel van Sint Franciscus, maar namen later de regel van Sint Augustinus aan
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, Deel II, p. 64; Ch. Schrickx, Proefschrift “Bethlehem in de Bangert: Een historische en archeologische studie naar de ontwikkeling van een vrouwenklooster onder de orde van het Heilig Kruis in het buitengebied van Hoorn 1475-1592” (Universiteit Leiden 2015), p. 56/57;
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-007
VU Kloosterlijst nummer:
E14
Toon op kaart Toon op kaart