Zoeken in collecties

Uw zoekacties: zzOUD Databestand kloosters in Nederland

zzOUD Databestand kloosters in Nederland

beacon
5.672  beschrijvingen
gesorteerd op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Bergen op Zoom
Datering:
1403 - 1580
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Plaatsnaam:
Bergen op Zoom
Provincie:
Noord-Brabant
Parochie:
Bergen op Zoom
Destijds gewest:
Brabant
Bisdom:
Luik
Stichting/eerste vermelding:
1403
Opheffing/laatste vermelding:
1580
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
Op gezamenlijke initiatief van de stadsmagistraat en de heer van Bergen op Zoom vestigden de cellebroeders zich in deze stad. In 1474 stelde het stadsbestuur aan hen een gebouw aan de Nieuwstraat -thans Korenbeursstraat- ter beschikking, die zij in 1477 als definitieve behuizing in gebruik namen. De cellebroeders leefden in armoede. De stad verleenden hen dan ook herhaaldelijk materiële steun. De broeders legden zich toe op het verplegen van besmettelijke zieken, met name zij die aan pest leden. Ook het begraven van de overleden zieken behoorde tot hun taak. In 1580 woedde in Bergen op Zoom de Soldatenfurie, waarbij de Staatsgezinden veel kerkelijke bezittingen vernielden. Bovendien mocht daarna in Bergen op Zoom de katholieke godsdienst niet meer uitgeoefend worden en moesten de mannelijke religieuzen de stad verlaten. Toch bevonden de cellebroeders zich, voor zover bekend, in 1582 nog in de stad. Ze waren in hun klooster aan de huidige Korenbeurs blijven wonen. Dat het stadsbestuur hen gedoogde heeft alles te maken met het nut dat de broeders met hun weinig benijdenswaardige werk aan de stad bewezen. In de loop van de volgende jaren hebben de cellebroeders de stad vermoedelijk toch verlaten. Toen het cellebroedersklooster met de bijbehorende bezittingen in 1597 door prins Maurits, als markies van Bergen op Zoom, aan de stad schonk, werden de gebouwen tot weeshuis bestemd
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 30; W. A. van Ham, “Macht en gezag in het markiezaat: een politiek-institutionele studie over stad en land van Bergen op Zoom (1477-1583)” (Hilversum 2000), p. 382/383 + Blz. 382, voetnoot 52; S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30 (1998), p. 84/90; C.C.M. de Mooij, “Geloof kan Bergen verzetten: reformatie en katholieke herleving te Bergen op Zoom” (Hilversum 1998), p. 177/178
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-002
VU Kloosterlijst nummer:
B08
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Amsterdam
Datering:
1440 - 1578
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Naam van het klooster:
Boedertgins die om brood gaan
Patroonheilige:
Paulus en Alexius
Plaatsnaam:
Amsterdam
Provincie:
Noord-Holland
Parochie:
Amsterdam-Nicolaas
Destijds gewest:
Holland
Bisdom:
Utrecht
Stichting/eerste vermelding:
1440
Opheffing/laatste vermelding:
1578
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
Het Amsterdamse cellebroedersklooster, een convent van lekenbroeders, die volgens de regel van Augustinus leefden, werd voor het eerst in 1440 vermeld. Het was gevestigd in de buurt van het gasthuis aan de Nes, tussen de huidige Wijde Lombard- en Cellebroederssteeg. Het klooster was zoveel mogelijk afgesloten van de buitenwereld. Het kloosterterrein had slechts enkele ingangen en poortjes, terwijl de gevel van het klooster aan de westzijde van de Nes geheel vensterloos was. In 1505 kregen de cellebroeders, die zich toelegden op het verzorgen van zieken -met name pestlijders- en het begraven van de doden, vergunning het Spoey te overkluizen, zodat hun klooster iets vergroot kon worden. In 1547 werd er in de Smidskapel in de Oude Kerk te Amsterdam een hangkamer (=galerij) gerealiseerd, die een goed uitzicht bood op het Sint Eloy-altaar van de Smeden. Deze hangkamer was uitsluitend bestemd voor de cellebroeders. Hierdoor behoefden zij zich voor hun kerkbezoek, in een tijd dat men toen nog maar weinig wist van ontsmettingsmiddelen, niet onder het gewone kerkvolk te begeven. Op hun eigen terrein hadden de broeders een kerkhof, waar ze ook pestlijders, die aan die ziekte bezweken waren, begroeven. Na de Alteratie werd het kloostercomplex, op de kapel na, gesloopt en werd de grond, die de stad zich had toegeëigend, verkocht
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 18; S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30 (1998), p. 63/72/76/86 ; B. Bijtelaar, ‘Het complex Smidskapel, Zuiderportaal, Librije en IJzeren Kapel van de oude kerk’ in “Zestigste Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum” (Amsterdam 1968), p. 29; G. van Arkel, De huizen hoek Nes en Wijde Lombardsteeg op het terrein van de kerk van het cellebroedersklooster’, in “Twaalfde Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum” (Amsterdam 1913), p. 201, Th. Bakker, “Middeleeuwse kloosters, begijnhof en gasthuizen in Amsterdam” op website Theo Bakker’s Domein, http://www.theobakker.net/pdf/kloostersadam.pdf (16-11-2016), p. 32/33
ENK Monasticon nummer:
ME-B001-001
VU Kloosterlijst nummer:
A43
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Kloosterorganisatie
Kloosterorganisatie: Alexianen (Cellebroeders)
Orde of congregatie:
Alexianen (Cellebroeders)
Alternatieve namen:
Alexianen; Cellebroeders; Lollarden
Latijnse naam:
Congregatio Fratrum Alexianorum
Afkorting:
CFA
Stichtingsjaar:
14e eeuw
Land van oorsprong:
Vermoedelijk Duitsland
Vestiging Nederland:
Late Middeleeuwen; 1914
Vertrek uit Nederland:
Reformatie; 1958
Patroonheiligen:
H. Alexius
Doelstelling:
Verzorgen van pestlijders; afleggen en begraven van doden; verzorgen van geesteszieken
Geschiedenis:
Van de orde der cellebroeders liggen de wortels vermoedelijk in het Duitse Rijnland, waar het zijn oorsprong vond in de laatmiddeleeuwse begardenbeweging en andere bewegingen die zich op min of meer semi-religieuze basis bezig hielden met apostolische taken. Een stichter en een stichtingsdatum zijn niet aan te wijzen. Vóór 1800 behoorden tot haar voornaamste taak, naast het verzorgen van pestlijders, het afleggen en begraven van doden, waarvoor ze in veel steden het alleenrecht verwierf. Met name vanaf de 18e eeuw nam de orde het verzorgen van geesteszieken op zich, dat toen tot haar belangrijkste taak ging behoren. Om vanaf de periode van de Zwarte Pest (1348-1352) aan de toen woedende pestepidemie het hoofd te bieden, gingen de cellebroeders zich hechter organiseren en in kloosters samenleven. Aangenomen wordt, dat de benaming cellebroeders toe te schrijven is aan het feit dat zij in cellen een afgezonderd leven leidden. Een andere verklaring is de afleiding van het Latijnse woord cella in de betekenis van grafkapel. De cellebroeders begeleidden de doden immers naar de cella, de laatste rustplaats. In 1472 werd de orde door paus Sixtus IV erkend. Vanaf toen legden ze de drie kloostergeloften af en volgden ze de regel van Augustinus. Cellebroeders werden na hun professie niet tot priester gewijd. Zielzorg en prediking rekenden ze dan ook niet tot hun taak. Hoewel ze inkomsten wisten te verwerven met bedelen, met de gelden verkregen voor hun diensten en ook wel met handwerk, waren zij toch in belangrijke mate aangewezen op subsidies, uitdelingen en schenkingen. Aan het eind 15e eeuw werden de cellebroeders naar hun schutpatroon, Alexius van Edessa, ook wel alexianen genoemd. In het huidige Nederland hebben de cellebroeders in de Middeleeuwen en in de 16e eeuw tot aan de Reformatie bestaan. Tegenwoordig zijn de alexianen gevestigd in Duitsland, België, Engeland, Ierland, de Filippijnen, Hongarije en de VS. In Nederland hadden ze van 1914 tot 1958 in Son een vestiging
Gebruikte bronnen:
S.M.C . Leupen, ‘De kloosters van de cellebroeders en -zusters in het graafschap Holland en Zeeland tot aan de Reformatie’ in “Historisch Tijdschrift Holland”, 30e jaargang 1998, nr. 2, p.64-68; J. Eijt, “Broeders van Barmhartigheid van St. Joannes de Deo 1875-2013” (Hilversum 2014), p.22/23; J. Smits, “Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant” (Alphen aan de Maas 2010). p.150/151; R.A Hoogland, ‘De Cellebroeders’ in “Jaarboek Oud-Utrecht 1974”, p.181/182-183/184/185/189; P.C. Broeren, ‘Een Cellebroeder in Princenhage 1661/2’ in “Jaarboek De Oranjeboom 16” (1963), p.33/34; L. Cleynhens, ‘Inventaris van het archief 1472-1990’
Website Internet Archive: Kadoc Katholieke Universiteit Leuven, https://web.archive.org/web/20230000000000*/http://kadoc.kuleuven.be/db/inv/978.pdf (14-04-2023), p.2-6; H. Levelt, “Het Cellebroedersklooster of De Bruers in de Nijeustrate” (Bergen op Zoom 1923); p.11-13
ENK Monasticon nummer:
B001
Toon op kaart Toon op kaart
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Vestigingsplaats
Vestigingsplaats: Maastricht
Datering:
1209 - 1783
Orde of congregatie:
Antonieten
Patroonheilige:
Antonius Abt
Plaatsnaam:
Maastricht
Provincie:
Limburg
Parochie:
Maastricht-Matthias?
Destijds gewest:
Maastricht
Bisdom:
Luik
Stichting/eerste vermelding:
1209
Opheffing/laatste vermelding:
1783
Type:
Klooster, m
Geschiedenis:
Ridder Arnold Stirbolt liet aan het begin van de 13e eeuw aan de Maas tegenover de huidige Sint-Teunisstraat een kapel bouwen. Deze kapel, waarvoor de grond door het kapittel van Sint-Servaas was afgestaan, werd het middelpunt van een bloeiende verering van St. Anthonius Abt, de beschermheilige tegen het zogenaamde Antoniusvuur. Omstreeks 1236 schonk Ridder Willem, vermoedelijk de zoon van Arnold Stirbolt, de kapel aan het moederhuis van de Orde van Sint-Antonius. De kapel werd in 1380 door een nieuw, wellicht gotische kruiskerk met twee torens vervangen. Waarschijnlijk werd er ook een nieuw klooster met een hospitaal in gebruik genomen, al is er van het hospitaal niets bekend. Door de aanleg van de tweede omwalling kwam het gebouwencomplex binnen de stadsmuren van Maastricht te liggen. Het klooster maakte circa twee eeuwen deel uit van van de balije van Pont-à-Mousson, maar wist zich daarna daarvan los te maken. De antonieten, zoals de leden van de orde genoemd werden, wisten in de loop der eeuwen hun bezittingen in Maasticht en omgeving aanzienlijk uit te breiden. Zo kwamen zij in het bezit van de Griend, een eiland in de Maas, dat sindsdien Antoniuseiland genoemd werd en als quarantaineplaats voor pestlijders dienst deed. Ook in Bemelen verwierven ze gronden, die thans nog Antoniusbank heten. Na de reformatie ging het bergafwaarts met het klooster. In 1612 werd nog een ter vergeefse poging ondernomen, de bezittingen van het klooster naar het jezuïetenklooster in Aken over te hevelen. Toen in 1783 de orde in het prinsdom werd opgeheven, werden de overgebleven Maastrichtse antonieten opgenomen in het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het kloosterterrein met de gebouwen werden in 1786 verkocht aan een particulier die woningen in het kloostergedeelte inrichtte. Toen Maastricht in 1794 door de Franse revolutionaire legers werd ingenomen, liep het klooster door beschietingen ernstige schade op. In 1848 is wat er van het kloostercomplex resteerde afgebroken
Gebruikte literatuur:
Monasticon Batavum, deel II, p. 119/120; H. Reumkens in "Bedevaartsplaatsen in Nederland, deel III", p. 500-503; Th. Bakker: “Middeleeuwse kloosters in Maastricht”, op website Theo Bakker’s Domein, http://www.theobakker.net/pdf/kloosterstricht.pdf (24-09-2016), p. 6/7
Gebruikte websites:
Website Blikopdewereld http://www.blikopdewereld.nl/geschiedenis/nederland/maastricht/3217-de-geschiedenis-van-maastricht (24-09-2016); Website Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Antonietenklooster_(Maastricht) (24-09-2016)
ENK Monasticon nummer:
ME-P051-001
VU Kloosterlijst nummer:
M04
Toon op kaart Toon op kaart