Zoeken in collecties

Toen de karmelieten in Deventer in 1949 een katholieke HBS oprichtte, stond het aartsbisdom Utrecht hen toe bij deze school een klooster te vestigen. Dit echter onder de voorwaarde, dat de karmelieten zowel van een parochie als van een openbare kapel in Deventer zouden afzien. Hoewel al in 1950 tot de canonieke oprichting van het Deventer convent overgegaan werd, duurde het tot 1960, voordat aan de Herman Boerhaavelaan overgegaan kon worden tot de bouw van het klooster, dat in hetzelfde jaar nog door de karmelieten betrokken werd. In 1978 verkochten de karmelieten dit klooster aan de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid uit Sittard, waarvoor het tot 2005 als bezinningscentrum dienst deed. Daarna is er een appartementencomplex voor ouderen gebouwd, dat de naam “De Kloostertuin” kreeg. De HBS, die de karmelieten in 1949 in Deventer oprichtte en die het Geert Groote College ging heten, had in het eerste decennium van zijn bestaan nogal eens met ruimtegebrek te kampen. Gestart werd in een pand aan de Raamstraat in Deventer. Dit pand bood plaats voor slechts vier klassen. De eerstejaars leerlingen werden toen ondergebracht in het RK Militair Tehuis. Later werd een noodbarak aangeschaft als noodoplossing voor het ruimteprobleem, waaraan echter een eind kwam met de bouw in 1960 van een nieuw schoolgebouw, dat aan de Herman Boerhaavelaan naast het toen ook nieuwgebouwde karmelietenklooster verrees. Het Geert Groote College fuseerde in 1996 met de RK Stichting Bernardusscholen voor vbo en mavo tot een brede scholengemeenschap, die in 2000 opging in het Etty Hillesum Lyceum. Het schoolgebouw aan de Herman Boerhaavelaan ging toen ten behoeve van voornoemd lyceum als onderbouwschool voor havo, atheneum en gymnasium dienst doen

Van 1978 tot 2011 was er in Deventer een communiteit van karmelieten gevestigd in de voormalig pastorie van de Broerderenkerk aan de Broederenstraat. Vanaf 2011 werd dit pand gedurende zeven jaar gehuurd door paters Maristen.

David van Bourgondië (bisschop van Utrecht 1456-1496) gaf in 1489 aan de karmelieten van Utrecht toestemming om in het district Deventer, omvattende Salland, Twente en Drenthe, te collecteren. Dit vormde de reden dat er tussen de karmelieten van Utrecht en de karmelieten van Geldern, een geschil ontstond over het termijnhuis, dat laatgenoemde karmelieten in Deventer hadden. In dit geschil besliste in 1493 Pontius Reynaudi, prior-generaal van de karmelieten, ten gunste van de karmelieten van Utrecht, hetgeen door bisschop David van Bourgondië bevestigd werd

De karmelieten van Geldern, hadden een termijnhuis in Deventer. Over dit termijnhuis ontstond een geschil toen David van Bourgondië (bisschop van Utrecht 1456-1496) in 1489 aan de karmelieten van Utrecht toestemming gaf om in het district Deventer, omvattende Salland, Twente en Drenthe, te collecteren. Aangezien in 1493 Pontius Reynaudi, prior-generaal van de karmelieten, in dit geschil ten gunste van de karmelieten van Utrecht besliste en bisschop David van Bourgondië dit bevestigde, ging voornoemd termijnhuis over naar de karmelieten van Utrecht