Zoeken in collecties

Pater Slijpen was de opvolger van pater Jac. van Ginneken. Hij begeleidde de Vrouwen van Bethanië in hun proces van lekenbeweging naar officiële bisschoppelijke congregatie en schreef in 1932 de nieuwe regel (bijgestaan door L. de Jonge sj, Thérèsa Huf en Agnes Westermann).

De catechisten (actieven) hadden een koord om met houten sluiting: zie VW/Z122/015.

Van Blasius en Mauritius, Antonius en S. Anna, een stukje van het graf van Lazarus met enkele brieven daarover van p. Rood en enkele (Latijnse) testimonia .

Aan de vooravond van de professie ontving men dit kruis. Het werd overhandigd door de moeder zonder verdere plechtigheden. Het was een devote praktijk om het kruisje overdag op je sprei ter hoogte van het kussen te leggen. Op de achterzijd stond de naam, datum van gelofte en S.L.S (contemplatieven) of S.R.S. (actieven/catechisten).

De bruine wollen jurk werd over het hoofd aangetrokken (drukknopen op schoudernaad) en in het middel met twee boordjes getailleerd. De zwarte novicensluier is korter dan de sluier van de geprofeste zuster.

Pater Jac. van Ginneken sj is de stichter van de congregatie. De foto was in het bezit van Mathilde van Lennep. Bij de foto staat geschreven [in het handschrift van pater van Ginneken] " voor de freule".

Aquarel door de Rijswijkse architect C.M. van Moorsel. De aquarel is linksonder gesigneerd. Onder de afbeelding staan plaats, datum en naam van de architect genoemd. Rechtsboven een kleine plattegrond van het klooster met daar overheen de woorden: "Bethanië, ontwerp voor de kapel".

De ondersluier werd in de paarse sluier genaaid en regelmatig weer verwijderd om te wassen.

De onderrok werd onder het habijt gedragen. Het bovenstuk is van witte katoen, de rest van habijtstof.

Het mutsje werd direct op het hoofd door de contemplatieve en actieve (catechist) zusters gedragen.

De jurk werd onder het habijt gedragen .

Het beeld heeft gehangen in de kapel van de Vrouwen van Bethanië te Bloemendaal. Het kruis is met de onderzijde geplaatst in een ronde voet. Uit het opschrift "Bethanie, 1934, nr. 1" blijkt dat het kruisbeeld toen reeds in de kapel hing.

De capevormige mantel had aan de voorzijde een houtjes touwtjes sluiting en werd gedragen tijdens het koorgebed .

De kop en schotel werden gebruikt door de contemplatieve zusters.

De houten figuren werden bij de kinderkatechese gebruikt. Aan de onderkant staat de naam van betreffend persoon.

Het boordje werd in het habijt genaaid en om te wassen weer losgehaald.

De paarse sluier werd gedragen door de contemplatieve zusters, de gebroken witte sluier door de catechisten (actieve zusters).

De mouwen werden met een knoop bevestigd.

Het habijt werd gedragen door de actieve zusters.

Dit raam is onderdeel van een set van twee ramen die de contemplatieve en de actieve onderdelen van het leven van de Vrouwen van Bethanië symboliseren. De biddende handen staan voor het contemplatieve leven. Het andere raam stelt gaande voeten voor en symboliseert het actieve leven. De ramen werden in opdracht van de Vrouwen van Bethanië door Lode Sengers gemaakt voor hun kapel in Huize Bethanië in Bloemendaal. Toen de kapel in 1953 werd aangepast bleven zij daar hangen tot het vertrek uit het huis in 1984.

Het verbouwde huis Bethanië is ingewijd door mgr. Aengenent .

De steen is ingemetseld geweest boven de grote deur naar buiten in de kapel van Bethanië. De kapel werd in 1952 gebouwd en in 1953 geconsacreerd. De bijbehorende oorkonde was achter de steen ingemetseld.

Op het glaasje staat de toren van Huize Bethanië. Elke Bethaniër kreeg dit glas bij het 50-jarig bestaan.