Zoeken in collecties

Cilindrisch doosje met inschietend deksel, waarop gegraveerde voluterende en symmetrisch geordende ranken in kruisvorm.

Cilindrisch doosje met verhoging in de bodem. Inschietend deksel waarop gegraveerd "IHS". Met bijbehorend, verguld zilveren binnendekseltje.

Zilveren rechthoekig doosje waarvan de bovenkant in het midden en aan de zijkanten is versierd met gekruld bladwerk en voluten. De binnenkant is bekleed met zwart fluweel.

Het zilveren hart kreeg een zuster bij haar eerste professie. Bij het Tweede Vaticaans Concilie is het dragen van het hart in onbruik geraakt. Aan de ene zijde is Maria met kind afgebeeld. Links een bloemguirland van rozen, rechts van lelies, die van oudsher staan voor maagdelijkheid. Aan de andere zijde is de Goede Herder afgebeeld met de spreuk 'Vive Jesus et Marie'. Alle zusters droegen het hart aan een ketting; het hart kwam net uit onder de guimpe. In het hart zat een in hartvorm (voorgeknipt) papier, waarop iedere zuster de avond vóór haar geloften de eeuwige gelofte, geënt op de regel van de H. Augustinus, met eigen hand schreef. Sommige zusters droegen in het hart ook een of meer relikwieën die iets voor haar betekende(n). Bij de intrede van de laatste twee zusters was het mogelijk om zelf de geloftetekst te schrijven; deze moest wel voor correctheid aan de overste worden voorgelegd. De avond voor oudejaar, of op oudejaarsavond zelf, werden alle harten ingenomen (inhoud eruit) en naar de 'roberie' gebracht. Daar werden ze gepoetst en gereinigd en op Nieuwjaarsdag kreeg iedere zuster een ander hart terug. Achtergrond was dat men zich niet aan dingen hoorde te hechten.

Werd door de zusters gedragen bij hun zilveren professiefeest.

Bij de intrede in het noviciaat kreeg elke novice een zilveren kruis. De priester geeft het kruis met de woorden: "Neem het kruis aan, doe afstand van U zelf en volg Christus, dan zult ge rust vinden voor uw ziel en het eeuwig leven bezitten". Vervolgens geeft de priester de sluier, zeggend: "Neem de gewijde sluier aan. Ga leren de wereld te versmaden en Christus te beminnen met heel uw hart". Dan krijgt de novice haar nieuwe religieuze naam, waarbij de priester zegt: "Uw nieuwe naam is .... Ge stelt u onder de bescherming van heiligen, die ge trouw moet vereren, opdat ze voor U een voorspraak mogen zijn bij God en U altijd door mogen beschermen". Daarna ontvangt elke novice de regel van de congregatie, terwijl de priester zegt: "Met liefde onderhouden moet gij deze Regelen volgen: al wie deze Regelen volgen, vrede daalt op hen neer, en ontferming van God". Vgl. 'Plechtigheden bij de kleding der zusters van de Congregatie van J.M.J. Voorlopige bewerking - juli 1962', pp. 8-9 en Ceremoniaal.

Klein rechthoekig schild met geaccoladeerde rand, waarin een gaatje in elk der hoeken. Heeft op een geschenk gezeten. Opschrift: "SOUVENIR der congreganisten van de Heilige Familie aan den directeur den Zeer Eerw. Heer A.P.Hendriks Deken ter gelegenheid van 't 12 1/5 jaar als Pastoor der parochie van den Heiligen Bonefacius te Leeuwarden 10 juli 1880." Antonius Petrus Hendriks werd geboren in 1818 en tot priester gewijd in 1843. Tot 1850 was hij als kapelaan werkzaam in de St. Martinusparochie te Leeuwarden. In 1867 volgde zijn benoeming als pastoor van de Bonifatiuskerk in de Friese hoofdstad. Een jaar later werd hij er tevens tot deken benoemd. In ditzelfde jaar vierde hij zijn zilveren priesterfeest. Via zijn neef L. Honhon osc is, zoals vele andere waardevolle objecten, een aantal objecten bezit geworden van het klooster St. Agatha. Zie o.m. onder de inv. nrs. Ag/0059 (portret), Ag/0090 (schilderij), Ag/0208 (kelk), Ag/0443 (kast) en onder de afdeling 'profaan zilver'

Deze vlag heeft waarschijnlijk toebehoord aan een beeld, mogelijk een Odiliabeeld. Een kruisvaan met kruisherenkruis erop is een van haar attributen

Met bijbehorend scapuliertje dat facultatief gedragen kon worden. Het habijt en de losse boordjes van de machetten zijn gemerkt met 'I.4'. Het scapuliertje, met opgespelde witte boord, kan met behulp van drukknoopjes aan de zijkanten om de middel worden vastgemaakt. Op de rug is een rits aangebracht.

Een wit habijt en kap met zwart kruisje, gedragen samen met een zwart strikje, een riem, een rozenkrans en een halskettinkje. Aan de hals van het habijt is een kraagje bevestigd dat verwijderd kan worden.

Op tafel stond een schaaltje, met een klein lepeltje erin, met zout.

Met het Jezusmonogram IHS.

Geslepen facetten, aan de onderkant in een stervorm. Huishoudelijk vaatje,gebruikt voor de doop

Cilindrische, fijn geprofileerde voetrand, waarop getordeerde, gelobde bovenvoet met ring. Zeszijdig, glazen vaatje met schuin uitstaande rand van gestileerde bladornamenten, waarvan de middelste blaadjes met ruitpatroon. Scharnierend, getordeerd gelobd deksel met ring en vlakke rand, waarin een uitsparing voor het lepeltje. Dubbelkonische bekroning met in top een ineengerold dolfijntje. Stripvormig, hoekig oor, dat zich naar beneden verjongt en golvend, draaiend om de pot uitloopt tot aan de voetrand

Drietandsvorkje met wijkende buitentanden en verdiept veld met geschulpte rand, overgaande in zich verbredende, gebogen en licht geronde steel (vioolmodel). Op brede steelgedeelte graveerwerk van onder andere voluten, ruitpatronen en een rocaille

Over de mouwloze jurk werd een bovenlijfje van dezelfde stof gedragen.

Deze zak werd onder de rok van het habijt gedragen bij de kloosterkleding van vóór 1960.

Waarschijnlijk afkomstig uit Oceanië.