Zoeken in collecties

Uw zoekacties: Voorwerpencollectie

Voorwerpencollectie

Als u op een afbeelding klikt, vind u meer informatie over het voorwerp. U kunt zoeken door: 

 

  • Het intypen van een woord in het zoekveld. U vindt dan resultaten als het woord letterlijk in de catalogus voorkomt.
  • Met behulp van de selectiefilters die onder het zoekveld staan (kloosterorganisatie, trefwoord).

 

 
 

Handig om te weten: als u beschrijvingen wilt zien in plaats van afbeeldingen, klik dan bij 'weergave' op: Tabelweergave. 

 

beacon
105  zoekresultaten
gesorteerd op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P017-Ag1471 Toog met scapulier, ceintuur en kraagjes
Toelichting:
Wollen toog met knoopsluiting, ceintuur en scapulier met het kruisherenkruis. De stoffen ceintuurs werden door broeders gedragen om hun toog. Oude dracht van de broeders
Datering:
ca. 1945
Deelcollectie:
Kruisheren
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-B021-145 Toog Fraters van Utrecht
Toelichting:
Zwarte toog (1) die aan de voorzijde geheel opengemaakt kan worden middels knopen. Voorzien van twee steekzakken op heuphoogte, een opstaand kraagje aan de hals en grote omslagen aan de mouwen. De binnenzijde is tot de middel gevoerd en voorzien van een binnenzakje op de linkerborst. Over de kraag droegen de fraters een witte boord (2). Als schoeisel droegen de fraters in de beginjaren van de congregatie pantoffels met een leren riempje. Rond 1894 kwam de lage schoen in gebruik, deze moest zo eenvoudig mogelijk zijn en mocht vooral geen 'neus' hebben. Als hoofdbedekking gebruikten de fraters een halfhoge 'kachelpijp'. Rond 1930 kwam de slappe zwarte gleufhoed in gebruik. Vanaf oktober 1954 voldeed ook een zwarte baret, die gemakkelijker in de zak gestoken kon worden. Tot ca. 1950 droegen de fraters onder de toog een pofbroek en een onderhemd van baai. Ook droegen ze een zakhorloge. Begin 1954 werden deze dingen vervangen door een polshorloge, overhemd en lange broek. De cingel moest van dezelfde stof zijn als de toog. De rozenkrans werd in de zak bewaard en niet, zoals bij veel kloostergemeenschappen gewoon was, aan de cingel gedragen. Het kruis dat de fraters aan een zwart koordje om de nek droegen werd óf onder de singel gestoken óf in de binnenzak, in het zogenoemde 'H. Hartkappelletje'. Het kruis van fraters in Nederland was koperkleurig (3), het kruis voor de fraters in de missie zilverkleurig (4). Vanaf ca. 1958 mochten de fraters een zwart pak met wit boordje en een zwart overhemd dragen als ze dat wensten. Aan de vooravond van het vertrek naar de eerste missie van de Fraters te Malang (Indonesië) op 6 februari 1928 gaf aartsbisschop Henricus van de Wetering tijdens zijn bezoek aan dat witte kleding in de missie beter zou zijn. In de missie droegen de Fraters van Utrecht een witte toog (5) en witte cingel.
Achtergronden:
De allereerste Fraters van Utrecht gingen in de leer bij de Fraters van Tilburg. Ook hun kleding was identiek aan die van de Fraters van Tilburg, met het verschil dat de cingel van de Fraters van Utrecht geen afhangende stroken had. Iedere frater had een zondagse toog en een doordeweekse toog. Zonder verlof van de overste mocht de zondagse toog niet doordeweeks gedragen worden. De togen werden niet gewassen. Tot oktober 1954 was de regel dat de fraters buitenshuis een hoed droegen als er in die plaats een vestiging van de fraters was. Waren de fraters buiten de gemeentegrens mocht de hoed af. Novicen droegen tot ca. 1940 dezelfde kleding als een geprofeste frater, met het verschil dat zij geen kruis hadden. Postulanten droegen tot de dag van hun inkleding hun eigen (burger)kleding.
Deelcollectie:
Fraters van Utrecht
Vervaardiger:
Gebr. Uppenkamp (2)
Plaats vervaardiging:
Tilburg (2)
Materiaal/techniek:
Zwarte stof van wolmix met voering van gladde grijze stof en knoopjes van kunststof (1); wit kunststof met metalen haakje (2); koperkleurig metaal ingelegd met donkergekleurd hout en koperkleurig metalen corpus (3); zilverkleuring metaal ingelegd met donkergekleurd hout en zilverkleurig metalen corpus (4); wit katoen en met wit katoen overtrokken metalen knoopjes (5)
Lengte in cm:
ca. 163 (1); 13 (3-4); ca. 140 (5)
Breedte in cm:
7 (3-4)
Hoogte in cm:
3,5 (2)
Diameter in cm:
15 (2)
Documentatie:
"100 jarig bestaan van de Fraters van Utrecht, 1873-1973" (Utrecht, 1973), p. 27, 148, 160 en 315; Verslag van een bezoek aan de Fraters van Utrecht op 3 december 2021 door medewerkers van het ENK (documentatiemap voorwerpen)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P018-002 Toog
Toelichting:
met boordje, sjerp en bonnet.
Datering:
1940-1960
Deelcollectie:
Lazaristen
Materiaal/techniek:
Zwart katoen, kunststof (4)
Lengte in cm:
155 (1); 268 (3)
Breedte in cm:
60 (1); 17 (2); 16 (3)
Hoogte in cm:
17 (2); 3 (4)
Diameter in cm:
13 (4)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Voorwerp
VW-P039-049 Togen, pantalons en singels
Toelichting:
Zwarte toog (1) aan de voorzijde van de kraag met twee haakjes en ogen vast te zetten. Aan beide zijden van de toog zit een diepe zak op heuphoogte. Naast de zak zit een opening in de toog die de gebruiker ervan toegang geeft tot zijn broekzak. Aan het einde van de aangezette mouwen zitten drie knopen. De binnenzijde is voorzien van voering tot over het middel. Op de rechterborst twee binnenzakken; een grote en een kleine. Aan de binnenzijde is tevens een lint stof van zak naar zak bevestigd dat diende als ophangmogelijkheid. Aan de boord kan een (wit) boordje bevestigd worden. Alleen priesters droegen een wit boord aan de buitenzijde van de kraag. De grote binnenzak op de borst dient om het kruis dat de redemptoristen om de hals dragen in te steken. De toog wordt in minimaal drie soorten stof vervaardigd: een dikke zwarte stof voor de winter, een dunne zwarte stof voor de zomer en een witte stof voor de missionarissen die werkzaam zijn in missielanden. Om de toog wordt een singel bevestigd waaraan de rozenkrans is geregen. De sluiting van de singel wordt na bevestiging naar de rug geschoven. De rozenkrans wordt met hulp van de medaille die bij het kruis hangt onder het zeggen van begeleidende zinnen om de singel geslagen, bijvoorbeeld: Wie zich verheft, zal vernederd worden. Wie zich vernedert, zal verheven worden. Bij de eerste zin wordt de rozenkrans voor de singel langs opgeheven en achter de singel weer naar beneden getrokken. Bij de tweede zin wordt de rozenkrans weer achter de singels langs opgeheven, over de singel geslagen en vastgemaakt met een haakje. Onder de toog draagt men 'gewone kleding', onder andere een pantalon, met daaronder zwarte schoenen. In een van de pantalons staat de naam A.J.A. Burgers (3). Op het hoofd draagt men soms een grote zwarte hoed of een zwarte bonnet (met drie opstaande ribben). Over de toog draagt men soms een zimarra (ook wel: simarre of samaar), een mantel die alleen door de paters als jas wordt gedragen..
Deelcollectie:
Redemptoristen
Vervaardiger:
Th.J. de Grunt (3)
Plaats vervaardiging:
Malden (3)
Materiaal/techniek:
Wol met katoen (1-4); wol (5,7); katoen (6)
Lengte in cm:
145 (1,2); 100 (3,4); 121 (5); 131 (6)
Documentatie:
Mondelinge toelichting (zie documentatiemap voorwerpen)
Trefwoorden:
Organisatietrefwoorden:
Bestanden Bestanden